Table of Contents

    In 2018 publiceerde het Europees parlement en de raad zijn richtlijn ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (RED II).  Om het gebruik van hernieuwbare energie in de vervoersector te integreren, waakt elke lidstaat erover om ervoor te zorgen dat het aandeel hernieuwbare energie in het eindverbruik van energie in de vervoersector in 2030 ten minste 14 % bedraagt (minimumaandeel) in overeenstemming met een indicatieve koers die door de lidstaat wordt vastgesteld.

    Gezien de transportsector een aandeel van 23,4% van ons nationaal energieverbruik heeft (bron: Belgian Energy Data Overview - januari 2024), kan deze sector één van de motoren zijn om onze doelstellingen voor de energietransitie te bereiken.

    Mogelijkheden hernieuwbare energie in transport

    In de wet van 31 juli 2023  worden er 6 categorieën (A-F) omschreven van hernieuwbare energie in transport

    1. Biobrandstoffen waarvoor reeds een Europese of Belgische norm bestaat (bv. bio-diesel, ethanol…).
    2. Biobrandstoffen waarvoor nog geen Europese of Belgische norm bestaat en die toch in fossiele motorbrandstoffen kunnen worden bijgemengd
      • Dergelijke brandstoffen mogen op de markt worden gebracht als daarvoor een technisch dossier wordt goedgekeurd en als de Algemene Directie Energie daarvoor een vergunning aflevert.
    3. Biobrandstoffen van categorie A of B die geproduceerd zijn uit een grondstof die dubbel kan worden geteld volgens de criteria van Richtlijn 2018/2001/EG.
      • Dergelijke brandstoffen mogen op de markt worden gebracht als daarvoor een technisch dossier wordt goedgekeurd en als de Algemene Directie Energie daarvoor een vergunning aflevert.
    4. Hernieuwbare motorbrandstof van niet-biologische oorsprong (RFNBO):
      gasvormige of vloeibare motorbrandstoffen waarvan de energie-inhoud afkomstig is van andere hernieuwbare bronnen dan biomassa en waarvan het gebruik door de minister wordt toegestaan (bv. waterstof geproduceerd met wind- of zonne-energie…)
    5. Motorbrandstof op basis van hergebruikte koolstof (RCF): gasvormige of vloeibare motorbrandstoffen die worden geproduceerd uit:
      • vloeibare of vaste afvalstromen van niet-hernieuwbare oorsprong die niet geschikt zijn voor terugwinning van materialen in overeenstemming met artikel 4 van Richtlijn 2008/98/EG betreffende afvalstoffen
      • of afvalverwerkings- en uitlaatgas van niet-hernieuwbare oorsprong die worden geproduceerd als een onvermijdelijk en onbedoeld gevolg van het productieproces in industriële installaties
      • en waarvan het gebruik door de minister wordt toegestaan;
    6. Elektriciteit uit hernieuwbare bronnen:
      het aandeel elektriciteit uit hernieuwbare bronnen in de elektriciteit geleverd aan een eindverbruiker in de vervoerssector. Dit aandeel wordt bepaald door toepassing van de correctiefactor;

    Afwijkingsprocedure voor het op de markt brengen van niet-genormeerde biobrandstof of zuivere koolzaadolie

    Een afwijking voor het op de markt brengen kan voor de biobrandstoffen worden verleend, wanneer ze eenmaal gemengd met diesel of benzine, niet voldoen aan de eisen van de normen EN 590 en EN 228. Anderzijds kan een afwijking worden gevraagd voor het gebruik van zuivere koolzaadolie.

    Deze aanvragen voor afwijking moeten voldoen aan de eisen van het KB van 22 november 2006 tot vaststelling van de regels voor het in de handel brengen van niet-gestandaardiseerde biobrandstoffen. De partijen die betrokken zijn bij het project doen een aanvraag per aangetekend schrijven aan de Algemene Directie Energie, met het specifieke project formulier (DOC, 42 KB). Het formulier wordt opgesteld in twee exemplaren, die naar het volgende adres worden gestuurd:

    FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie
    Algemene Directie Energie
    Dienst Aardolie en Fapetro
    Koning Albert II-laan 16
    1000 Brussel

    Het project wordt vervolgens door de Algemene Directie Energie voor goedkeuring overgemaakt aan de AD Leefmilieu van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu. De aanvraag kan slechts positief worden beoordeeld, mits de gezamenlijke instemming van de twee bevoegde overheden. Indien van toepassing, deelt de AD Energie het gezamenlijke besluit mee, per aangetekend schrijven binnen drie maanden na de aanvraag.

    Wettelijke verplichtingen en doelstellingen

    In de wet van 31 juli 2023 worden ook doelstellingen vastgelegd op meerdere vlakken, dit telkens met betrekking tot de totale hoeveelheid vloeibare en gasvormige motorbrandstoffen die per kalenderjaar worden uitgeslaan tot verbruik in de wegvervoersector.

    1. Minimum% van producten categorieën A, B, C, D, E of F
      • 2024: > 10,5%
      • 2025: > 12,2%
      • 2027: > 13,15%
      • 2030: > 13,9%
    2. Minimum% van geavanceerde biobrandstoffen
      • 2024: > 0,22%
      • 2025: > 1,1%
      • 2030: > 4,2%
    3. Minimum% van biobrandstoffen in benzines
      • 2024: > 5,7%
      • 2027: > 4%
    4. Minimum% van biobrandstoffen in gasolie-diesels
      • 2024: > 5,7%
      • 2027: > 2,5%
    5. Maximum% van motorbrandstof op basis van hergebruikte koolstof van categorie E
      • 2024: < 2%
    6. Maximum% van niet-geavanceerde biobrandstoffen die noch geproduceerd zijn uit voedsel- en voedergewassen, noch uit grondstoffen vermeld in bijlage IV, deel B, van het koninklijk besluit van 16 juli 2014
      • 2024: < 1%
    7. Maximum% van niet-geavanceerde biobrandstoffen die geproduceerd zijn uit grondstoffen vermeld in bijlage IV, deel B, van het koninklijk besluit van 16 juli 2014
      • 2024: < 2%
    8. Geen biobrandstoffen geproduceerd uit palm- of soja-olie, met inbegrip van andere rechtstreeks of onrechtstreeks van de oliepalm of soja afgeleide producten. (Dit is niet van toepassing op biobrandstoffen geproduceerd uit grondstoffen opgenomen in bijlage IV van het koninklijk besluit van 16 juli 2014 en op biobrandstoffen, vloeibare biomassa of biomassabrandstoffen die zijn gecertificeerd als hebbende een laag risico op indirecte veranderingen in landgebruik)
    9. Maximum% van biobrandstoffen geproduceerd uit voedsel- en voedergewassen in benzines
      • 2024: < 6%
      • 2027: < 5,5%
      • 2030: < 4,5%
    10. Maximum% van biobrandstoffen geproduceerd uit voedsel- en voedergewassen in gasolie-diesels
      • 2024: < 6%
      • 2025: < 5%
      • 2030: < 2,5%

    Toezicht op de naleving van de wettelijke verplichtingen

    Voor het toezicht op de naleving van deze wettelijke verplichtingen werd het "register voor hernieuwbare energie in transport" ontwikkeld. In deze IT-tool rapporteren oliemaatschappijen en leveranciers van gasvormige brandstoffen hun totale volumes en volumes uit hernieuwbare energie die zij tot verbruik uitslaan. Zo worden hen hernieuwbare “Energie-eenheden” toegekend die zij kunnen gebruiken om hun verplichte doelstellingen te bereiken. Deze kunnen ook overgedragen worden aan andere ondernemingen, die er zelf tekort hebben om aan hun doelstellingen te voldoen.

    Exploitanten van infrastructuur voor het overbrengen van elektrische stroom voor weg- en spoorverkeer (laadpalen…) kunnen het register ook gebruiken om energie-eenheden te registreren en deze over te dragen aan een andere onderneming.

    Met de intrede van het register op 01.01.2024 zal de oude werkwijze (de biobalans) niet langer gebruikt worden. Oliemaatschappijen en leveranciers van gasvormige brandstoffen die niet aan hun verplichtingen voldoen, riskeren een administratieve boete die bepaald is in de wet.

    Veelgestelde vragen over het register (PDF, 190.59 KB)

    Laatst bijgewerkt
    23 februari 2024