Table of Contents

    Bron van de cijfers

    De cijfers op deze webpagina zijn afkomstig van Eurostat. De statistieken van Eurostat hebben het voordeel dat ze geharmoniseerd zijn voor alle lidstaten waardoor vergelijkingen tussen Europese landen mogelijk zijn. Het systeem van aansluiting van zelfstandigen verschilt immers van land tot land, met als gevolg dat het mogelijk is dat een beroepsmatig actieve persoon in een bepaald land als zelfstandige wordt beschouwd en in een ander niet, afhankelijk van de geldende wetgeving. De arbeidskrachtenenquête (AKE) die jaarlijks door Eurostat wordt uitgevoerd op basis van een tussen landen vergelijkbare methodologie, maakt internationale vergelijkingen mogelijk. Zo kunnen bijvoorbeeld alleen de zelfstandigen in hoofdberoep - en niet de zelfstandigen in bijberoep of degenen die na pensionering actief zijn - in de AKE het statuut van zelfstandige hebben. Het is om die methodologische redenen dat de gegevens van de arbeidskrachtenenquête verschillen van de nationale administratieve statistieken.

    Methodologische opmerking 

    Eurostat specificeert dat vanaf 2021 de Verordening (EU) 2019/1700 het nieuwe kader voor de arbeidskrachtenenquête is. Enkele cruciale definities, met name de operationele definities van de drie arbeidsstatussen (werkend, werkloos en buiten de beroepsbevolking) zijn geactualiseerd, waardoor de tijdreeksen van de kwartaal- en jaarindicatoren voor het jaar 2021 een breuk vertonen. 

    Tewerkstellingsgraad

    Uit de gegevens van de Europese arbeidskrachtenenquête (AKE) blijkt dat de tewerkstellingsgraad in België voor vrouwen lager ligt dan voor mannen. In 2022 is namelijk 63,2 % van de vrouwelijke bevolking (15-64 jaar) zelfstandige of loontrekkende, wat bij de mannen in dezelfde leeftijdscategorie op 69,8 % ligt. In 2021 bedroeg de tewerkstellingsgraad bij vrouwen 61,8 %; een stijging van 1,4 procentpunt in 2022. Zo wordt het niveau van 2019 overtroffen, na de daling in 2020, en tekent er zich een stijgende trend af. Bij de mannen bedroeg die graad 69,8 % in 2021, wat neerkomt op een stijging met 0,9 procentpunt in 2022. De methodologische veranderingen die Eurostat in 2021 in de samenstelling van de gegevens heeft aangebracht, betekenen echter dat een vergelijking tussen de gegevens van 2021 en die van voorgaande jaren met bijzondere voorzichtigheid moet worden gehanteerd.

    In 2017 bedroeg het verschil tussen de tewerkstellingsgraden bij de mannen en de vrouwen nog 8,8 procentpunt, maar het wordt stilaan kleiner om in 2022 een verschil van 6,6 procentpunt te bereiken.  

    Ondernemerschapsgraad

    Van de vrouwen van 18 tot 64 jaar die actief zijn op de arbeidsmarkt, is 10,6 % zelfstandige in 2022.  Dat is een stijging met 1,7 procentpunt ten opzichte van 2021 (8,9 %). De opwaartse trend die sinds 2011 is waargenomen is in 2022 hervat, na een daling in 2021. De ondernemerschapsgraad bij vrouwen ligt lager dan die bij de mannen (10,6 % tegenover 18,2 %). De relatieve stijging van de ondernemerschapsgraad is zwakker bij mannen, waar die met 0,9 procentpunt steeg in een jaar tijd. Als gevolg van een methodologische wijziging in de Eurostat-gegevens moeten vergelijkingen tussen de gegevens van 2021 en die van voorgaande jaren niettemin met de nodige voorzichtigheid worden gemaakt.

    Zelfstandigen die tevens werkgever zijn

    In 2022 is bijna een kwart (22,9 %) van de vrouwelijke zelfstandigen in de leeftijdsgroep van 15 tot 64 jaar ook werkgever, terwijl dat het geval is bij 27,3 % van de mannen.

    Ondanks een kleine stijging sinds 2019 blijft het aandeel zelfstandige vrouwen met werknemers lager dan in 2015, toen het 25,1 % bedroeg. De waargenomen trends moeten echter worden genuanceerd: er is sinds 2021 een onderbreking in de continuïteit van de gegevensreeksen door een methodologische verandering bij Eurostat.

    Laatst bijgewerkt
    7 augustus 2023