Om het beroep van bedrijfsrevisor te mogen uitoefenen, moet u eerst voldoen aan een aantal voorwaarden voor de toegang tot het beroep en de uitoefening ervan.

Stage - toegang tot het beroep

Om het beroep van bedrijfsrevisor te mogen uitoefenen, moet u eerst een stage volgen die ingericht is door het Instituut van de Bedrijfsrevisoren (IBR).

Deze stage duurt minstens drie jaar en moet jaarlijks minstens duizend uren van revisorale opdrachten omvatten.

Een afwijking van de stageduur kan worden toegestaan indien u reeds een ervaring van vijftien jaar hebt opgedaan als bedrijfsrevisor.

Ten minste twee derde van de stage moet bij een bedrijfsrevisor worden volbracht.

Het IBR verzekert zich ervan dat de volledige stage wordt volbracht bij personen die voldoende garantie bieden wat betreft hun bekwaamheid om een praktische opleiding aan te bieden.

Om tot de stage te worden toegelaten, moet u de volgende voorwaarden vervullen:

  1. onderdaan zijn van een lidstaat van de Europese Unie en beschikken over een vestiging in een lidstaat of over een vestiging in België;
  2. deugdelijk zijn, dat wil zeggen dat u niet mag zijn ontzet uit uw burgerlijke en politieke rechten, niet failliet mag zijn verklaard zonder gerehabiliteerd te zijn en geen gevangenisstraf, zelfs voorwaardelijk, van ten minste drie maanden mag hebben opgelopen;
  3. houder zijn van een masterdiploma, uitgereikt door een Belgische universiteit of een Belgische hogeschool van het lange type;
  4. ten hoogste zestig jaar oud zijn;
  5. een stageovereenkomst voor de totale duur van de stage hebben afgesloten met een bedrijfsrevisor die tenminste vijf jaar is ingeschreven in het openbare register en die zich ertoe verbindt om op te treden als begeleider van de stagiair en hem in zijn opleiding bij te staan als bedrijfsrevisor.


Eenmaal per jaar wordt een toegangsexamen georganiseerd.
Na de stage moet u een bekwaamheidsexamen afleggen. Elk jaar worden twee examenzittingen georganiseerd. Het examen omvat een mondelinge en een schriftelijke proef. 
De kandidaat die in een Europese lidstaat een hoedanigheid bezit die gelijkwaardig is aan die van bedrijfsrevisor, kan vrijgesteld worden voor het toelatingsexamen, de stage en het bekwaamheidsexamen, voor zover hij slaagt in een proef, waarvan het programma en de procedure door de Koning zijn vastgelegd en waarmee de kandidaat zijn kennis van de Belgische wetten en reglementering aantoont.
Voor meer informatie over de stage, raadpleeg de website van het IBR.

Inschrijving in het openbaar register

Onder de eindverantwoordelijkheid van het College van toezicht op de bedrijfsrevisoren houdt het IBR een openbaar register bij met alle personen en entiteiten die de hoedanigheid van bedrijfsrevisoren hebben verkregen. Enkel personen en entiteiten die ingeschreven zijn in het openbaar register mogen de titel bedrijfsrevisor dragen en alle revisorale opdrachten uitvoeren.

De auditkantoren die in een andere lidstaat geregistreerd zijn en de auditoren en auditentiteiten van derde landen kunnen geregistreerd worden in het openbaar register indien ze de voorwaarden bij wet bepaald vervullen. Ze worden in die hoedanigheid afzonderlijk vermeld in het openbaar register.

De inschrijving van een auditkantoor in het openbaar register machtigt de uitvoering van de wettelijke controle van de jaarrekening.

De bedrijfsrevisoren die natuurlijke personen zijn, de bedrijfsrevisorenkantoren en de auditkantoren die geregistreerd zijn, worden door een individueel nummer in het openbaar register geïdentificeerd.

Het openbaar register bestaat enkel elektronisch en wordt permanent door de bedrijfsrevisoren zelf bijgewerkt. Bovendien moeten de bedrijfsrevisoren het Instituut van de Bedrijfsrevisoren zo snel mogelijk in kennis stellen van alle eventuele wijzigingen in de gegevens die zijn opgenomen in het openbaar register.

Verplichte onafhankelijkheid

De onafhankelijkheid van de bedrijfsrevisor is een van de belangrijkste voorwaarden voor de goede uitoefening van de revisorale opdrachten. Een aantal voorwaarden inzake onafhankelijkheid worden dan ook wettelijk vastgelegd.

In de volgende omstandigheden mag de bedrijfsrevisor geen revisorale opdrachten uitvoeren:

  • als hij de functie van bediende uitoefent, behoudens bij een andere bedrijfsrevisor of een ander bedrijfsrevisorenkantoor;
  • als hij rechtstreeks of onrechtstreeks een handelsactiviteit uitoefent, onder andere in de hoedanigheid van bestuurder van een handelsvennootschap. Het uitoefenen van een mandaat van bestuurder in burgerlijke vennootschappen die de rechtsvorm van een handelsvennootschap hebben aangenomen, wordt niet bedoeld door deze onverenigbaarheid;
  • als hij de functie van minister of staatssecretaris bekleedt.


Het eerste punt is niet van toepassing op een taak in het onderwijs.
Voor punt 1 en 2 kan een afwijking worden toegekend door de Koning. De Koning kan ook de modaliteiten vastleggen voor de toekenning van een afwijking door het College van toezicht op de bedrijfsrevisoren.
De bedrijfsrevisor die met een van deze drie gevallen van onverenigbaarheid geconfronteerd wordt (en voor wie geen afwijkings- of uitzonderingsregel geldt) moet het Instituut van de Bedrijfsrevisoren inlichten dat hij zijn revisorale opdrachten niet kan uitvoeren. In dat geval blijft de bedrijfsrevisor die zijn opdracht niet kan uitvoeren voor de duur van deze belemmering ingeschreven in het openbaar register in de hoedanigheid van "tijdelijk verhinderde bedrijfsrevisor". 

De bedrijfsrevisor moet de volgende principes naleven:

  • hij moet zich in volledige onafhankelijkheid kwijten van de zijn toevertrouwde revisorale opdrachten;
  • hij mag niet geassocieerd worden met het besluitvormingsproces van de entiteit waarvoor hij zijn revisorale opdracht uitvoert;
  • hij mag geen revisorale opdracht aanvaarden of voortzetten indien er, direct of indirect, een financiële, persoonlijke, zakelijke, arbeids- of andere relatie bestaat tussen hemzelf, het bedrijfsrevisorenkantoor of het netwerk waartoe hij behoort en de entiteit waarvoor de revisorale opdracht wordt uitgevoerd, op grond waarvan een derde partij zou concluderen dat de onafhankelijkheid van de bedrijfsrevisor in het gedrang komt;
  • alvorens een opdracht te aanvaarden, moet de bedrijfsrevisor zeker zijn en documenteren dat hij beschikt over de nodige bekwaamheid, medewerking, middelen en tijd om deze opdracht naar behoren uit te voeren;
  • hij mag geen opdrachten aanvaarden onder voorwaarden die een objectieve uitvoering daarvan in het gedrang zouden kunnen brengen;
  • hij mag geen activiteiten uitoefenen die strijdig zijn met de onafhankelijkheid van zijn functie. In het kader hiervan moet hij, in het geval van een revisorale opdracht, zeker zijn en documenteren dat hij voldoet aan de onafhankelijkheidsvereisten en of er sprake is van bedreigingen voor zijn onafhankelijkheid, alsook welke veiligheidsmaatregelen zijn genomen om deze bedreigingen te beperken.
  • hij onderbouwt in zijn werkdocumenten alle aanzienlijke bedreigingen voor zijn onafhankelijkheid en de veiligheidsmaatregelen die zijn genomen om deze bedreigingen in te perken;
  • hij moet verifiëren en schriftelijk documenteren dat hij geen invloed uitoefent op de uitkomst van de revisorale opdracht indien hij financiële instrumenten van de entiteit of van een verbonden entiteit bezit, of indien hij een dienstverband bij deze entiteit heeft gehad of daarmee een zakelijke of andere relatie heeft gehad gedurende twee jaar voorafgaand aan de revisorale opdracht die een belangenconflict kan veroorzaken.
  • hij mag geen financieel belang hebben in de entiteit waarvoor hij een revisorale opdracht uitvoert.


Dit laatste verbod op het hebben van een financieel belang in de entiteit waarvoor de revisoropdracht wordt uitgevoerd, is ook van toepassing:

  1. op het bedrijfsrevisorenkantoor waartoe de bedrijfsrevisor-natuurlijke persoon behoort, de vennoten, de aandeelhouders, de leden van het bestuursorgaan en de werknemers van dat bedrijfsrevisorenkantoor voor zover het de werknemers betreft die ten aanzien van de entiteiten waarvoor de revisoropdracht wordt uitgevoerd, hieraan rechtstreeks deelnemen;
  2. alle andere personen waarop de bedrijfsrevisor een beroep doet en die direct betrokken zijn bij de controlewerkzaamheden bij de betrokken onderneming;
  3. de personen die nauw verbonden zijn met de bedrijfsrevisor.


Noch de aandeelhouders van een bedrijfsrevisorenkantoor of een auditkantoor, noch de leden van het bestuursorgaan van het betrokken kantoor, noch verbonden personen, mogen een zodanige inmenging in de uitvoering van een wettelijke controle van jaarrekeningen of van een andere revisoropdracht hebben dat er afbreuk wordt gedaan aan de onafhankelijkheid en objectiviteit van de bedrijfsrevisor die de wettelijke controle van de jaarrekening of deze revisorale opdracht uitvoert. De bedrijfsrevisor is bovendien verplicht om de algemene deontologische beginselen na te komen en moet ook andere verplichtingen nakomen, zoals het melden van de wijzigingen aan het openbaar register, het betalen van de bijdragen en het volgen van permanente vorming, enz. 


 

Naleving van normen en aanbevelingen

Onverminderd de internationale controlenormen, moeten de bedrijfsrevisoren de normen en aanbevelingen voor de goede uitoefening van het beroep van bedrijfsrevisor naleven die geformuleerd worden door het Instituut van de Bedrijfsrevisoren.

Het Instituut maakt de inhoud van elke ontwerpnorm of -aanbeveling openbaar. De Hoge Raad voor de Economische Beroepen beraadslaagt over de ontwerpnorm of -aanbeveling, na de vertegenwoordiger van het Instituut hierover te hebben gehoord. De Hoge Raad voor de Economische beroepen kan ook het College van toezicht op de bedrijfsrevisoren raadplegen en indien nodig de FSMA en de Nationale Bank van België voor alle aspecten van de ontwerpnormen of -aanbevelingen die te maken hebben met organisaties van openbaar belang. De normen en aanbevelingen krijgen slechts uitwerking na goedkeuring door de Hoge Raad voor de Economische Beroepen en de minister die bevoegd is voor Economie. De goedkeuring door de Hoge Raad voor de Economische Beroepen gebeurt binnen de drie maanden volgend op de vraag die hem werd overgemaakt door het Instituut.

De Hoge Raad voor de Economische Beroepen of de minister bevoegd voor Economie kan het Instituut van de Bedrijfsrevisoren de opdracht geven om een ontwerpnorm of -aanbeveling op te stellen met betrekking tot een materie die nog niet is uitgewerkt, die onvoldoende is uitgewerkt of die moet worden aangepast aan gewijzigde toepasselijke wettelijke of regelgevende bepalingen of aan internationale controlestandaarden.

Wanneer dit niet gebeurt, kan de Hoge Raad voor de Economische Beroepen een ontwerpnorm of -aanbeveling opstellen en, in voorkomend geval na raadpleging van het College van toezicht op de bedrijfsrevisoren en/of het Instituut van de Bedrijfsrevisoren, dit ontwerp vervolgens ter goedkeuring voorleggen aan de minister bevoegd voor Economie.

De normen zijn bindend voor de bedrijfsrevisoren.

De normen en aanbevelingen evenals hun bijwerkingen worden openbaar gemaakt op de website van het Instituut van de Bedrijfsrevisoren en de Hoge Raad voor de Economische Beroepen. De goedkeuring van deze normen en aanbevelingen evenals de latere bijwerkingen hiervan, door de minister die bevoegd is voor Economie, maakt het voorwerp uit van een bericht dat openbaar wordt gemaakt in het Belgisch Staatsblad.

Publiek toezicht

Overeenkomstig de wet van 7 december 2016 tot organisatie van het beroep van en het publieke toezicht op de bedrijfsrevisoren, heeft het College van toezicht op de bedrijfsrevisoren de eindverantwoordelijkheid over het publiek toezicht op de bedrijfsrevisoren.

Het College draagt de eindverantwoordelijkheid voor:

  • het toezicht op de toekenning van de hoedanigheid van bedrijfsrevisor, en op de inschrijving, de registratie en het houden en bijwerken van het openbare register;
  • het toezicht op de permanente vorming;
  • het toezicht op de kwaliteitscontrolesystemen;
  • het toezicht.

Het College onderwerpt de bedrijfsrevisoren aan een kwaliteitscontrole en neemt de besluiten van de kwaliteitscontroles aan. Het houdt ook toezicht en kan in dringende gevallen een aantal maatregelen nemen (zoals een bevel om bepaalde bepalingen na te leven, een bevel om af te zien van een herhaling van het specifieke gedrag, het opleggen van een boete, enz.).

Als het College oordeelt dat de feiten die de bedrijfsrevisor worden verweten, tot het opleggen van een administratieve maatregel of een administratieve geldboete kunnen leiden, maakt het dit bekend aan de sanctiecommissie van de FSMA. Die is bevoegd om maatregelen op te leggen aan een bedrijfsrevisor, zoals een verwittiging, een waarschuwing, een berisping, een tijdelijk verbod om het beroep uit te oefenen, een administratieve boete, de intrekking van de hoedanigheid van bedrijfsrevisor, enz.

Het College werkt samen met de bevoegde instanties van andere lidstaten van de Europese Unie die verantwoordelijk zijn voor de toekenning van de hoedanigheid, de registratie, de kwaliteitscontrole, het toezicht en de administratieve maatregelen en sancties. Het College wisselt vooral informatie uit en werkt samen met andere bevoegde instanties in het kader van onderzoeken of toezichthoudende activiteiten, waaronder verificaties ter plaatse.

Laatst bijgewerkt
21 oktober 2020