Table of Contents
In het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest is een uitvoeren van werken op de openbare weg onderworpen aan het voorafgaandelijk verkrijgen van een uitvoeringsvergunning, dan wel het voorafgaandelijk verrichten van een uitvoeringsverklaring.
Het juridische kader rond de uitvoeringsvergunning en de uitvoeringsverklaring wordt, zowel voor de gewestwegen als de gemeentewegen, bepaald door de ordonnantie van 3 mei 2018 betreffende de bouwplaatsen op de openbare weg en het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 4 april 2019 tot uitvoering van de ordonnantie van 3 mei 2018 betreffende de bouwplaatsen op de openbare weg. De procedure voor het aanvragen van de uitvoeringsvergunning en het verrichten van de uitvoeringsverklaring werd met deze ordonnantie geharmoniseerd voor de gemeente- en de gewestwegen.
Werken onderworpen aan een uitvoeringsvergunning of uitvoeringsverklaring
Werken op de openbare weg die een bouwplaats opleveren in de zin van artikel 2, 2° van de ordonnantie van 3 mei 2018, mogen slechts worden uitgevoerd nadat een uitvoeringsvergunning werd verkregen. Het gaat om ieder geïsoleerd werk of elk geheel van werken onder, op of boven de openbare weg die een impact hebben op de leefbaarheid van de openbare weg.
Zowel de ordonnantie van 3 mei 2018 als het besluit van 4 april 2019 voorzien in uitzonderingen op de verplichting een uitvoeringsvergunning te bekomen vooraleer werken met een impact op de leefbaarheid van de openbare weg uitgevoerd mogen worden.
Artikel 11, §2, 1° van de ordonnantie van 3 mei 2018 voorziet zo een uitzondering voor dringende werken op, onder of boven de openbare weg. Artikel 10, §1 van het besluit van 4 april 2019 voorziet een uitzondering voor werken van miniem belang.
Artikel 10, §1 van het besluit van 4 april 2019 voorziet in een reeks voorwaarden waaraan cumulatief moet worden voldaan opdat sprake kan zijn van werken van miniem belang, waaronder:
- De werf mag een terrein van maximaal 300 m² beslaan en moet volledig gelegen zijn naast de rijbaan en het fietspad
- De werken mogen niet langer duren dan 60 werkdagen voor bovengrondse werken en niet langer dan 30 werkdagen voor ondergrondse werken
- De werken mogen geen impact hebben op de stopplaatsen van de trajecten van het openbaar vervoer
Artikel 10, §2 van het besluit van 4 april 2019 voorziet in een extra uitzondering voor zogenaamde punctuele interventies. Onder punctuele interventies dient op een cumulatief wijze te worden verstaan:
- Werken die worden uitgevoerd door (of voor rekening van) Brussel Mobiliteit, de MIVB of de mobiliteitsdiensten van de gemeenten,
- Die als voorwerp hebben de beveiliging van de publieke ruimte, het uitvoeren van kleine reparaties op een werfzone van maximaal 1 m² of het berijdbaar maken van de openbare weg in de winterperiode
- Die maximaal 1 werkdag in beslag nemen
- Die plaatsvinden buiten de spitsuren, waarbij het aantal rijstroken behouden blijft en waarbij het verkeer niet onderbroken wordt
Voor werken waarvoor op basis van de ordonnantie van 3 mei 2018 of het besluit van 4 april 2019 een vrijstelling werd voorzien, is wel een uitvoeringsverklaring nodig vooraleer ze uitgevoerd mogen worden.
Procedure voor het verkrijgen van een uitvoeringsvergunning
Modaliteiten van de aanvraag
Artikel 19, §1 van het besluit van 4 april 2019 bepaalt welke gegevens en documenten bij de vergunningsaanvraag moeten worden gevoegd. Het gaat onder andere om: de grenzen van het beoogde terrein van de bouwplaats, de werkzone, de los‑ en laadzones, de beoogde uitvoeringsperiode en een korte beschrijving, in niet-technische termen, voor het publiek, van de werken die uitgevoerd moeten worden en het doel ervan.
Bepaalde aanvragers van een uitvoeringsvergunning dienen hun geplande bouwwerken op voorhanden te coördineren. Het gaat om de door de ordonnantie van 3 mei 2018 omschreven institutionele verzoekers, waaronder onder andere begrepen dient te worden de gemeenten, de MIVB, nutsbedrijven,…. Zij dienen aan hun vergunningsaanvraag eveneens het coördinatierapport, met de antwoorden van de andere institutionele verzoekers op de oproep tot coördinatie, te voegen.
De vergunningsaanvraag moet finaal ook een plan bevatten van de vervangende tijdelijke stopplaatsen voor het openbaar vervoer en de vervangende tijdelijke parkeerzone voor taxi’s (artikel 19, §2, 3° van het besluit van 4 april 2019).
Voorwaarden
De bevoegde overheid (de gemeente voor de gemeentewegen en het gewest voor de gewestwegen) beschikt, krachtens artikel 31, §1 van de ordonnantie van 3 mei 2018, over een termijn van 30 werkdagen om te beslissen of de aanvraag voor een uitvoeringsvergunning volledig is. Zodra het dossier werd aangevuld met de ontbrekende documenten, beschikken de voornoemde overheden opnieuw over een termijn van 30 dagen om te oordelen over de volledigheid van de aanvraag.
Als de aanvraag niet voor advies moet worden voorgelegd aan de Coördinatiecommissie van de bouwplaatsen, neemt de bevoegde overheid een beslissing binnen de dertig werkdagen vanaf de datum van verzending van de ontvangstbevestiging van het volledige dossier (artikel 36, §1, 1° van de ordonnantie van 3 mei 2018). Als de aanvraag daadwerkelijk voor advies moet worden voorgelegd aan de Coördinatiecommissie van de bouwplaatsen, beslist de bevoegde overheid binnen de twintig werkdagen na ontvangst van dit advies (artikel 36, §1, 2° van de ordonnantie van 3 mei 2018).
Interventie van de Coördinatiecommissie van de bouwplaatsen
Hoewel de vergunningsprocedure voor werven op de gemeente- en gewestwegen grotendeels geharmoniseerd werd, zijn er toch nog verschillen voorhanden. Dat komt bijvoorbeeld tot uiting in de rol die de ordonnantie van 3 mei 2018 toekent aan de Coördinatiecommissie van de bouwplaatsen. Volgens artikel 32, 1° van de ordonnantie van 3 mei 2018 is het advies van die commissie in principe altijd vereist voor de gewestwegen, maar alleen voor gemeentewegen met een duidelijk gewestelijk belang op het vlak van mobiliteit of indien een belangrijke lijn van het openbaar vervoer de gemeenteweg doorkruist (artikel 32, 2°).
De commissie moet haar advies geven over een voorstel van beslissing dat haar door de bevoegde overheid (gemeente of gewest) wordt toegestuurd, uiterlijk 20 werkdagen nadat zij de volledigheid van het aanvraagdossier aan de aanvrager heeft bevestigd (artikel 33 van de ordonnantie van 3 mei 2018).
Prijs
Artikel 87 §2 van de ordonnantie van 3 mei 2018 voorziet in de betaling van een dossierrecht in het kader van een aanvraag voor een uitvoeringsvergunning. Het bedrag is 80 euro voor de aanvraag van een uitvoeringsvergunning van een gecoördineerde bouwplaats en 60 euro voor de aanvraag van een uitvoeringsvergunning van een niet-gecoördineerde bouwplaats.
Procedure voor het indienen van een uitvoeringsverklaring
Modaliteiten
Artikel 23, §1 van het besluit van 4 april 2019 bepaalt welke gegevens en documenten bij de uitvoeringsverklaring moeten worden gevoegd. Deze informatie valt grotendeels samen met de informatie die moet worden ingediend als onderdeel van de aanvraag voor een uitvoeringsvergunning.
De verklaringen worden ingediend via Osiris, het informaticasysteem van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voor de uitwisseling van informatie met het oog op het coördineren van werken op de openbare weg.
Termijnen
Artikel 49 van de ordonnantie van 3 mei 2018 bepaalt de termijnen voor het indienen van de uitvoeringsverklaringen bij de bevoegde overheden (gewest of gemeente):
“1° bij spoedeisendheid: ten laatste de eerste werkdag die volgt op het begin van de bouwplaats;
2° voor de bouwplaatsen vrijgesteld van bijzondere uitvoeringsvoorwaarden: uiterlijk de dag waarop de bouwplaats van start gaat;
3° in de overige gevallen: uiterlijk tien werkdagen vóór de start van de bouwplaats.”
Prijs
Artikel 87, §2, van de ordonnantie van 3 mei 2018 bepaalt voorziet in het betalen van een dossierrecht voor een uitvoeringsverklaring. Het bedrag werd vastgelegd op 20 euro (artikel 87, §2, 5°).
Verlening van een uitvoeringsvergunning of uitvoeringsverklaring onder voorwaarden
De bevoegde vergunningsverlenende overheid kan voorwaarden verbinden aan de toekenning van de uitvoeringsvergunning, zoals:
- Het voorhanden zijn van een strategie voor de naleving van de termijnen en te nemen maatregelen in geval van vertraging, teneinde het aantal dagen voor de uitvoering van de werken te respecteren (artikel 42, §2, 2° van de ordonnantie van 3 mei 2018)
- Het vastleggen van de aanvangsdatum van de werken (artikel 42, §2, 1° van de ordonnantie van 3 mei 2018)
- De verplichting bijkomende werken uit te voeren teneinde een zone te creëren waar alle betrokken partijen hun werfmachines en installaties kunnen plaatsen gedurende de werken
De bevoegde overheid kan ook uitvoeringsvoorwaarden opleggen voor de werf die het voorwerp uitmaakt van een uitvoeringsverklaring. Deze voorwaarden mogen uitsluitend verband houden met de leefbaarheid van de openbare weg” (artikel 48, §1 van de ordonnantie van 3 mei 2018).