Table of Contents
De ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen vormt het juridische kader voor het verstrekken van milieuvergunningen het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. Net zoals in het Waalse Gewest en het Vlaamse Gewest zijn alleen inrichtingen die op een bepaalde lijst staan en waaraan een bepaalde klasse is toegekend, vergunningsplichtig.
Volgens artikel 7, §1, 1° van de ordonnantie van 5 juni 1997 is voor de exploitatie van inrichtingen van klasse IA, IB, ID en II een voorafgaande milieuvergunning vereist. Voor de exploitatie van inrichtingen van klasse I.C of III is alleen een voorafgaande melding vereist overeenkomstig artikel 7, §3, 1° van de ordonnantie van 5 juni 1997.
Volgens artikel 4, derde lid, van de ordonnantie van 5 juni 1997 wordt de lijst van inrichtingen van klasse IA bij ordonnantie vastgesteld. Artikel 4, vierde lid, bepaalt dat de lijst van inrichtingen van klasse I.B, II IC, ID en III wordt opgesteld door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering.
Zowel de ordonnantiegever als de Brusselse Hoofdstedelijke Regering hebben uitvoering gegeven aan dit artikel 4, door de aanname van respectievelijk de ordonnantie van 22 april 1999 tot vaststelling van de ingedeelde inrichtingen van klasse IA van de ordonnantie van 5 juni 1997 en het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 4 maart 1999 tot vaststelling van de lijst derde ingedeelde inrichtingen van klasse 1B, 1C, 1D, II , 1C en III.
Exploitatie van een ingedeelde inrichting
De klasse ID werd specifiek ingevoerd om de vergunningsprocedure voor telecommunicatienetwerkoperatoren te versnellen. Uit de vergunningspraktijk bleek immers dat de procedure voor de milieuvergunningen van klasse 2 niet aangepast was aan de exploitatie van netwerken voor mobiele telecommunicatie (rekening houdend met de duur van de termijnen voor onderzoek en afgifte) omdat deze netwerken sneller en vaker evolueren dan de andere inrichtingen van klasse 2.
Met de aanname van de ordonnantie van 3 april 2014 tot wijziging van de ordonnantie van 1 maart 2007 betreffende de bescherming van het leefmilieu tegen de eventuele schadelijke effecten en hinder van niet-ioniserende stralingen en tot wijziging van de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen, werden de inrichtingen van klasse ID toegevoegd aan de lijst van ingedeelde inrichtingen. .
Vandaag bevat de bijlage van het besluit van 4 maart 1999 een rubrieknummer 162B dat bepaalt dat antennes die meer dan 10 kalenderdagen per jaar straling uitzenden een inrichting van klasse ID vormen en dus vergunningsplichtig zijn.
Om te definiëren wat wordt bedoeld met antennes, moet worden verwezen naar de ordonnantie van 1 maart 2007 betreffende de bescherming van het leefmilieu tegen de eventuele schadelijke effecten en hinder van niet-ioniserende stralingen. Het gaat over antennes die elektromagnetische straling uitzenden met frequenties tussen 0,1 MHz en 300 GHz (artikel 2, 1° van de ordonnantie van 1 maart 2007).
Het besluit van 4 maart 1999 voorziet in uitzonderingen op de verplichting een milieuvergunning te bekomen vooraleer de antennes geëxploiteerd mogen worden. Rubriek 162B in de bijlage van het besluit van 4 maart 1999 bepaalt dat er geen milieuvergunning nodig is voor:
- Antennes met een equivalent isotropisch uitgestraald vermogen (EIRP) lager dan 5W
- Lineaire stralingssystemen zoals straalkabels en uitstralende golfgeleiders
- Wifi-antennes, voor zover die zijn toegelaten krachtens het koninklijk besluit van 18 december 2009 betreffende de private radiocommunicatie en de gebruiksrechten voor vaste netten en netten met gedeelde middelen of elke andere bepaling die het besluit vervangt
- Straalverbindingen
- Verplaatste antennes
- Broadcastantennes
Rubriek 162A in de bijlage van het besluit van 4 maart 1999 kwalificeert indoorantennes als antennes van de klasse 1C. Vooraleer dergelijke antennes geëxploiteerd kunnen worden is een melding nodig van de geplande exploitatie. Rubriek 162A voorziet in uitzonderingen op de meldingsplicht voor de exploitatie van indoorantennes:
- Indoorantennes met een totaal effectief EIRP-vermogen van minder dan 5W
- Lineaire stralingssystemen zoals straalkabels en uitstralende golfgeleiders
- Wifi-antennes, op voorwaarde dat ze toegelaten zijn krachtens het koninklijk besluit van 18 december 2009 betreffende de private radiocommunicatie en de gebruiksrechten voor vaste netten en netten met gedeelde middelen of elke andere bepaling die het besluit zou vervangen.
De exploitatie van kabelinfrastructuur is niet opgenomen in de lijst van ingedeelde inrichtingen waarin het besluit van 4 maart 1999 voorziet. Aangezien de lijst exhaustief is, is de exploitatie van dergelijke infrastructuur niet onderworpen aan de vergunnings- of de meldingsplicht in de zin van de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen.
Procedure voor het verkrijgen van een milieuvergunning
De procedure voor het verkrijgen van een milieuvergunning voor inrichtingen van klasse ID wordt geregeld door de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen.
Bevoegde instantie
In overeenstemming met artikel 52, §1, derde lid samen gelezen met artikel 3, 10° van de ordonnantie van 5 juni 1997 worden aanvragen voor milieuvergunningen voor inrichtingen van klasse ID behandeld door het Brussels Instituut voor Milieubeheer (Leefmilieu Brussel).
Termijnen
In overeenstemming met artikel 52, §2-3 van de ordonnantie van 5 juni 1997 beschikt Leefmilieu Brussel over een termijn van 20 dagen om zich uit te spreken over de ontvankelijkheid van een aanvraag voor een omgevingsvergunning. Als het dossier als volledig wordt beschouwd, beschikt Leefmilieu Brussel volgens artikel 53, §1, tweede lid van de ordonnantie van 5 juni 1997 over een nieuwe termijn van 30 dagen, na de verzending van het ontvangstbewijs aan de aanvrager waarin hem wordt meegedeeld dat het dossier volledig is, om te oordelen over de toelaatbaarheid van het aangevraagde.
Als het dossier als onvolledig wordt beschouwd, beschikt Leefmilieu Brussel over een nieuwe termijn van 30 dagen,nadat de aanvrager de ontbrekende documenten heeft opgestuurd, om te oordelen over de toelaatbaarheid van het aangevraagde. Als een vergunningsaanvraag echter een passende beoordeling vereist met het oog op de mogelijke significante impact van de antennes op een natuurreservaat, een bosreservaat of Natura 2000-gebied, kunnen die termijnen worden verlengd.
Modaliteiten van de aanvraag
Artikel 10 van de ordonnantie van 5 juni 1997 somt de documenten op die bij het aanvraagdossier moeten worden gevoegd. Het gaat onder andere om:
- Een beschrijving van de plaats waar het project gepland is en van de directe omgeving, met name met behulp van plannen (artikel 10, 2°)
een verkennend bodemonderzoek, indien vereist krachtens artikel 13, §§ 3 en 5, van de ordonnantie van 5 maart 2009 betreffende het beheer en de sanering van verontreinigde bodemsIn de huidige lijst van inrichtingen met een risico op bodemverontreiniging, toegevoegd aan het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 17 december 2009 tot vaststelling van de lijst van de risicoactiviteiten, worden antennes niet opgenomen als risico-inrichting. Bijgevolg moet voor de exploitatie van antennes geen verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd door de aanvrager van de milieuvergunning.
Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 9 juli 2019 tot vaststelling van de samenstelling van het dossier voor de aangifte en voor de aanvraag van een milieuattest en ‑vergunning, bepaalt dat Leefmilieu Brussel formulieren ter beschikking stelt voor het indienen van een aanvraag van een milieuvergunning. Die formulieren zijn beschikbaar op de website van Leefmilieu Brussel. Voor vergunningen voor inrichtingen van klasse 1D is het ook mogelijk om een online aanvraag in te dienen via het platform MyPermit.Environnement. Operatoren kunnen er echter ook voor kiezen om een dossier op papier in te dienen.
Prijs
Krachtens artikel 100, 5° van de ordonnantie van 5 juni 1997 moet voor elke aanvraag van een omgevingsvergunning voor een inrichting van klasse ID en klasse II een dossierrecht van 125 euro worden betaald.
Procedure voor de melding
Indoorantennes zijn, als inrichtingen van de klasse 1C,niet vergunningsplichtig maar wel onderworpen aan een voorafgaandelijke meldingsplicht. De wijze om een melding te doen werd vastgelegd in de ordonnantie van 5 juni 1997.
Bevoegde overheid
Volgens artikel 66, §1, tweede lid, van de ordonnantie van 5 juni 1997 is Leefmilieu Brussel de bevoegde overheid om de meldingen van operatoren te behandelen.
Termijnen
Volgens artikel 66, §2, van de ordonnantie van 5 juni 1997 beschikt Leefmilieu Brussel over een termijn van 20 dagen om te beslissen of de melding volledig is. De beslissing over de volledigheid van de melding leidt automatisch tot de aanvaarding van het dossierzodat de exploitatie van de inrichting een aanvang kan nemen in overeenstemming met artikel 67, §1 van de ordonnantie van 5 juni 1997.
Indien de aangifte onvolledig is, brengt Leefmilieu Brussel de meldingsplichtige hiervan op de hoogte binnen de 20 dagen na ontvangst van de melding en vermeldt Leefmilieu Brussel daarbij welke documenten en gegevens ontbreken. Na ontvangst van die documenten beschikt Leefmilieu Brussel over een termijn van 10 dagen om de melding te onderzoeken.
Modaliteiten van de aanvraag
In overeenstemming met artikel 7 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 9 juli 2019 tot vaststelling van de samenstelling van het dossier voor de melding en voor de aanvraag van een milieuattest en ‑vergunning heeft Leefmilieu Brussel een formulier opgesteld voor het indienen van een melding voor de exploitatie van een inrichting van klasse 1C. Het is mogelijk (maar niet verplicht) om ook die melding digitaal in te dienen via MyPermit.
Prijs
De melding van de exploitatie van een inrichting van klasse 1C is gratis