Table of Contents

    Zelfstandigen en meewerkende echtgenoten kunnen genieten van betaald verlof, d.w.z. een vergoeding die ze ontvangen ter compensatie van verliezen door de onderbreking van hun werkzaamheden wegens verlof. Uitkeringen voor arbeidsongeschiktheid, invaliditeit en moederschaps- of adoptierust worden uitbetaald door het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering (RIZIV) en uitkeringen voor vaderschaps- en geboorteverlof en zorgen voor een familielid door het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen (RSVZ).

    Arbeidsongeschiktheid

    De periode van arbeidsongeschiktheid wordt vergoed vanaf de achtste dag wanneer de zelfstandige of meewerkende echtgenoten aan bepaalde voorwaarden voldoet:

    • aangesloten zijn bij een ziekenfonds,
    • een wachttijd van 6 maanden doorlopen hebben (of van die wachttijd vrijgesteld zijn),
    • zijn of haar sociale bijdragen betaald hebben (of ervan vrijgesteld zijn),
    • het getuigschrift van arbeidsongeschiktheid door een behandelend arts laten invullen en ondertekenen en
    • het getuigschrift van arbeidsongeschiktheid aan een ziekenfonds bezorgen binnen de 7 kalenderdagen (eerste dag arbeidsongeschiktheid niet inbegrepen) om de arbeidsongeschiktheid te erkennen. (zie https://www.rsvz.be/nl/faq/recht-op-uitkering-als-arbeidsongeschikte-ze…).

    Niet alle zelfstandigen zijn noodzakelijkerwijs verzekerd voor arbeidsongeschiktheid. Op 31 december 2021 waren er toch 651.299 zelfstandigen verzekerd, een aantal dat sinds 2017 gestaag stijgt (7 %). Bovendien is het aantal arbeidsongeschiktheidsperioden van 29.480 in 2021 sinds vijf jaar sterk toegenomen. Het is namelijk sinds 2017 met 114,7 % gestegen, omdat een zelfstandige verschillende perioden van ongeschiktheid kan hebben. Het gevolg van die sterke stijging is dat het aantal vergoede dagen (2.853.140 in 2021) en het bedrag van de vergoedingen (126.834.067 euro in 2021) in dezelfde periode sterk zijn toegenomen: 35,7 % voor de vergoede dagen en 47,1 % voor het bedrag van de vergoedingen.

     

    Van de zelfstandigen die recht hebben op een vergoeding zijn er proportioneel meer mannen dan vrouwen, met respectievelijk 66,4 % en 33,6 %. op 31 december 2021, terwijl de verdeling mannen en vrouwen in de zelfstandigen populatie op 65 % mannen en 35 % vrouwen ligt. Het verschil wordt echter kleiner bij arbeidsongeschiktheid, aangezien mannen in 2021 nog slechts 57,7 % van de arbeidsongeschiktheidsperioden voor hun rekening nemen. Ten slotte betreft ongeveer 80 % van de zelfstandigen die recht hebben op een vergoeding en van arbeidsongeschiktheidsperioden personen tussen 30 en 59 jaar in 2021.

     

    Invaliditeit

     

    Als de arbeidsongeschiktheid langer dan één jaar duurt, wordt de zelfstandige in de invaliditeitsregeling opgenomen (zie pagina arbeidsongeschiktheid van het Riziv). Het gaat om 29.439 zelfstandigen en meewerkende echtgenoten op 31 december 2021, een sterke stijging van 19 % over de periode 2017-2021. Het grootste deel van hen zijn mannen (58,7 %) met de status van zelfstandige (95,6 %) en zijn ten minste 50 jaar oud (75,9 %).

    Het aantal vergoede invaliditeitsdagen (8.927.787 in 2021) en het bedrag van de invaliditeitsuitkeringen (428.382.814 euro) zijn in dezelfde periode ook gestegen: 17,2 % voor de vergoede invaliditeitsdagen en 19 % voor de invaliditeitsuitkeringen.

     

     

    Ten slotte komt 88,3 % van de ziekten die in 2021 arbeidsongeschiktheid bij zelfstandigen veroorzaken uit zes groepen van ziekten, waarvan de eerste twee echter 55,3 % van de oorzaken van arbeidsongeschiktheid in 2021 voor hun rekening nemen:

    • ziekten van het osteo-articulaire stelsel, spieren en bindweefsel (8.797; 29,9 %),
    • psychische stoornissen en gedragsstoornissen (7.485; 25,4 %),
    • nieuwvormingen (2.772; 9,4 %),
    • letsel, vergiftiging en bepaalde andere gevolgen van uitwendige oorzaken (2.658; 9%),
    • ziekten van hart- en vaatstelsel (2.416; 8,2 %),
    • ziekten van zenuwstelsel (1.861; 6,3 %).

    De aanzienlijke stijging met 19 % in de periode 2017-2021 is grotendeels toe te schrijven aan de stijging van psychische stoornissen en gedragsstoornissen (33,2 %), en in mindere mate aan de toename van ziekten van zenuwstelsel (19,7 %) en van hart- en vaatstelselziekten (19,1 %).

    Moederschaps- of adoptierust

    De periode van moederschapsrust omvat 12 weken en bestaat uit een verplichte rustperiode (1 week voor en 2 weken na de bevallingsdatum) en een vrij te kiezen deel: 9 weken voltijds of 18 weken halftijds die je per week naar keuze kan opnemen:

    Tijdens de periode van moederschapsrust heeft de zelfstandige recht op de moederschapsuitkering (zie https://www.rsvz.be/nl/faq/moederschapsuitkering ).

    Het aantal zelfstandigen en meewerkende echtgenoten dat gebruikmaakt van moederschaps- of adoptierust blijft stijgen, van 6.395 in 2017 tot 8.450 in 2021 (32,1 %). Dat heeft ook geleid tot een stijging van de uitgekeerde bedragen van 29,8 miljoen euro in 2017 tot 42 miljoen euro in 2021 (39 %). Dat betaald verlof gaat vrijwel uitsluitend om zelfstandige vrouwen (98,7 %) van 25 tot 39 jaar (92,4 % waarvan 46,6 % van 30 tot 34 jaar).

    Vaderschaps- en geboorteverlof

    Vaderschaps- en geboorteverlof kan worden aangevraagd als de wettelijke afstamming bij een andere dan de moeder bekend is. Als er geen wettelijke afstamming bekend is, kan alleen de persoon die gedurende ten minste drie jaar legaal of effectief met de moeder samenwoont, van het verlof genieten.

    Zelfstandigen kunnen hun beroepsactiviteit onderbreken gedurende maximum:

    Tijdens het vaderschaps- en geboorteverlof heeft de zelfstandige recht op de vaderschaps- en geboorte-uitkering (zie https://www.rsvz.be/nl/faq/vaderschaps-en-geboorte-uitkering).

    Aangezien de maatregel op 1 mei 2019 in werking trad, zijn enkel de statistieken vanaf het jaar 2020 beschikbaar, met een overwicht van uitkeringsgerechtigden in het Vlaamse Gewest in 2022 (66 %) ten opzichte van het Waalse (21,1 %) en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (12,9 %).

    Zorgen voor een familielid

    De zelfstandige kan zijn beroepsactiviteit onderbreken om voor een familielid te zorgen en heeft daarbij recht op de uitkering mantelzorg. De soorten zorg die in aanmerking komen zijn:

    Het aantal zelfstandigen met een uitkering mantelzorg blijft stijgen, van 28 in 2015 tot 737 in 2022. Er is echter een aanzienlijke stijging tussen de laatste twee jaar (+30,7 % tussen 2021 en 2022). Ook het aantal verlofdagen voor de mantelzorg volgde dezelfde trend en bereikt 119.847 dagen in 2022 (+25,3 % tussen 2021 en 2022). Dat betaalde verlof betreft vooral de zorg voor een ernstig ziek familielid (tussen 64,3 % en 76,9 % van 2015 tot 2022) en vrouwen (60 %) voor elk type zorg (met een maximum in 2022 van 71,4 % van de vrouwen voor mindervalide kind tussen 21 en 25 jaar).

    Laatst bijgewerkt
    16 mei 2023