Zelfstandigen en meewerkende echtgenoten kunnen genieten van betaald verlof, d.w.z. een vergoeding die ze ontvangen ter compensatie van verliezen door de onderbreking van hun werkzaamheden wegens verlof. Uitkeringen voor arbeidsongeschiktheid, invaliditeit en moederschaps- of adoptierust worden uitbetaald door het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering (RIZIV) en uitkeringen voor vaderschaps- en geboorteverlof en zorgen voor een familielid door het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen (RSVZ).

Arbeidsongeschiktheid

De periode van arbeidsongeschiktheid wordt vergoed vanaf de achtste dag wanneer de zelfstandige of meewerkende echtgenoten aan bepaalde voorwaarden voldoet:

  • aangesloten zijn bij een ziekenfonds,
  • een wachttijd van 6 maanden doorlopen hebben (of van die wachttijd vrijgesteld zijn),
  • zijn of haar sociale bijdragen betaald hebben (of ervan vrijgesteld zijn),
  • het getuigschrift van arbeidsongeschiktheid door een behandelend arts laten invullen en ondertekenen en
  • het getuigschrift van arbeidsongeschiktheid aan een ziekenfonds bezorgen binnen de 7 kalenderdagen (eerste dag arbeidsongeschiktheid niet inbegrepen) om de arbeidsongeschiktheid te erkennen. (zie https://www.rsvz.be/nl/faq/recht-op-uitkering-als-arbeidsongeschikte-zelfstandige).

Niet alle zelfstandigen zijn noodzakelijkerwijs verzekerd voor arbeidsongeschiktheid. Op 31 december 2022 waren er toch 669.478 zelfstandigen verzekerd. Dit aantal stijgt ten opzichte van 2021 (+2,8 %) en sinds 2018 regelmatig (+8,5 %). Bovendien is het aantal arbeidsongeschiktheidsperioden van 34.848 in 2022, steeg sterk ten opzichte van 2021 (+18,2 %), maar ook sinds vijf jaar. Het is namelijk sinds 2018 met 96,1 % gestegen, omdat een zelfstandige verschillende perioden van ongeschiktheid kan hebben.

Door die sterke stijging zijn ook het aantal vergoede dagen (3.614.962 in 2022) en het bedrag van de vergoedingen (173.736.905 euro in 2022) gestegen. Ten opzichte van 2021 betekent dit een stijging van 26,7 % voor de vergoede dagen en 37 % voor het bedrag van de vergoedingen. In de periode 2018-2022 stegen de vergoede dagen met 44,6 % en de vergoedingen met 64,8 %.

Op 31 december 2022 waren er proportioneel meer mannen dan vrouwen onder de zelfstandigen die recht hebben op een vergoeding. Mannen vertegenwoordigen 66,3 % van die groep terwijl vrouwen 33,7 % uitmaken. Dat is een verschil ten opzichte van de zelfstandige populatie als geheel, waar 64,5 % mannen en 35,5 % vrouwen zijn. Het verschil tussen mannen en vrouwen wordt echter kleiner bij arbeidsongeschiktheid. In 2022 namen mannen nog maar 54,6 % van de arbeidsongeschiktheidsperioden voor hun rekening.

Ten slotte betreft ongeveer 80 % van de zelfstandigen die recht hebben op een vergoeding en van arbeidsongeschiktheidsperioden personen tussen 30 en 59 jaar in 2022.

Invaliditeit

Als de arbeidsongeschiktheid langer dan één jaar duurt, wordt de zelfstandige in de invaliditeitsregeling opgenomen (zie pagina arbeidsongeschiktheid van het Riziv). Het gaat om 30.444 zelfstandigen en meewerkende echtgenoten op 31 december 2022, een sterke stijging van 3,4 % ten opzichte van 2021 en van 17,7 % over de periode 2018-2022. Het grootste deel van hen zijn mannen (58 %) en zijn ten minste 50 jaar oud (75,8 %).

Het aantal vergoede invaliditeitsdagen (9.091.346 in 2022) en het bedrag van de invaliditeitsuitkeringen (472.828.848 euro) zijn ook gestegen ten opzichte van 2021 (1,8 % voor de vergoede invaliditeitsdagen en 10,4 % voor de invaliditeitsuitkeringen) en over de periode 2018-2022 (16,6 % voor de vergoede invaliditeitsdagen en 33,7 % voor de invaliditeitsuitkeringen).

Ten slotte komt 89,1 % van de ziekten die in 2022 arbeidsongeschiktheid bij zelfstandigen veroorzaken uit zes groepen van ziekten, waarvan de eerste twee echter 55,6 % van de oorzaken van arbeidsongeschiktheid in 2022 voor hun rekening nemen:

  • ziekten van het osteo-articulaire stelsel, spieren en bindweefsel (8.907; 29,3 %),
  • psychische stoornissen en gedragsstoornissen (8.028; 26,4 %),
  • nieuwvormingen (2.795; 9,2 %),
  • letsel, vergiftiging en bepaalde andere gevolgen van uitwendige oorzaken (2.701; 8,9%),
  • ziekten van het hart- en vaatstelsel (2.435; 8 %),
  • ziekten van het zenuwstelsel (2.266; 7,4 %).

De aanzienlijke stijging met 17,7 % in de periode 2018-2022 (+3,4 % tussen 2021 en 2022) is grotendeels toe te schrijven aan de stijging van psychische stoornissen en gedragsstoornissen (33,7 %; +7,3 % tussen 2021 en 2022), en in mindere mate aan de toename van ziekten van zenuwstelsel (19,7 %; +5,5 % tussen 2021 en 2022) en van hart- en vaatstelselziekten (14,3 %; +1,3 % tussen 2021 en 2022).

Moederschaps- of adoptierust

De periode van moederschapsrust omvat 12 weken en bestaat uit een verplichte rustperiode (1 week voor en 2 weken na de bevallingsdatum) en een vrij te kiezen deel: 9 weken voltijds of 18 weken halftijds die je per week naar keuze kan opnemen:

Tijdens de periode van moederschapsrust heeft de zelfstandige recht op de moederschapsuitkering (zie https://www.rsvz.be/nl/faq/moederschapsuitkering ).

Het aantal zelfstandigen en helpers dat gebruikmaakt van moederschaps- of adoptierust blijft stijgen. In 2018 waren er 6.989 personen die van die rust gebruikmaakten, terwijl dat aantal in 2022 is opgelopen tot  8.929 (+27,8 %). Vergeleken met 2021 waarin 8.450 personen gebruikmaakten van moederschaps- of adoptierust is er een toename van 5,7 %.

Die stijging heeft ook geleid tot een aanzienlijke verhoging van de uitgekeerde bedragen. In 2018 werden er 34,1 miljoen euro uitgekeerd, terwijl dat bedrag is gestegen  tot 64,2 miljoen euro in 2022 (+88,3 %). Ten opzichte van 2021, toen 42 miljoen euro werd uitgekeerd, is de stijging in 2022 64,2 miljoen euro (+53 %).

De sterke stijging tussen 2021 en 2022 is ook te wijten aan een aanzienlijke herwaardering van het gemiddelde bedrag van de uitkeringen sinds 1 januari 2022.

Vaderschaps- en geboorteverlof

Vaderschaps- en geboorteverlof kan worden aangevraagd als de wettelijke afstamming bij een andere dan de moeder bekend is. Als er geen wettelijke afstamming bekend is, kan alleen de persoon die gedurende ten minste drie jaar legaal of effectief met de moeder samenwoont, van het verlof genieten.

Zelfstandigen kunnen hun beroepsactiviteit onderbreken gedurende maximum:

Tijdens het vaderschaps- en geboorteverlof heeft de zelfstandige recht op de vaderschaps- en geboorte-uitkering (zie https://www.rsvz.be/nl/faq/vaderschaps-en-geboorte-uitkering).

Aangezien de maatregel op 1 mei 2019 in werking trad, zijn enkel de statistieken vanaf het jaar 2020 beschikbaar, met een overwicht van uitkeringsgerechtigden in het Vlaamse Gewest in 2023 (66 %) ten opzichte van het Waalse (21,1 %) en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (12,9 %) voor een totaal van 9.484 zelfstandigen en helpers in 2023, of +4,1 % ten opzichte van 2022.

Zorgen voor een familielid

De zelfstandige kan zijn beroepsactiviteit onderbreken om voor een familielid te zorgen en heeft daarbij recht op de uitkering mantelzorg. De soorten zorg die in aanmerking komen zijn:

Het aantal zelfstandigen met een uitkering mantelzorg blijft stijgen, van 28 in 2015 tot 892 in 2023. Die stijging is vooral opvallend tussen de laatste twee jaar (+19,4 % tussen 2022 en 2023).

Ook het aantal verlofdagen voor de mantelzorg volgde dezelfde trend. In 2023 werden er  131.821 verlofdagen geregistreerd (+9 % tussen 2022 en 2023).

Dat betaalde verlof betreft vooral de zorg voor een ernstig ziek familielid. Tussen 2015 en 2023 was 64,3 % tot 77,2 % van het verlof bestemd voor deze zorg. Vrouwen zijn de grootste afnemers van mantelzorg met 60,9 % voor elk type zorg (met een maximum in 2023 van 75 % van de vrouwen voor mindervalide kind tussen 21 en 25 jaar).

Rouwverlof

De zelfstandige kan zijn beroepsactiviteit onderbreken naar aanleiding van het overlijden van een familielid gedurende maximum 10 dagen in de periode die begint op de dag van het overlijden en eindigt een jaar na de dag van het overlijden. Gedurende die periode ontvangt de zelfstandige een uitkering.

De gevallen van overlijden die in aanmerking komen zijn:

 De eerste rouwuitkeringen werden in 2022 uitbetaald met 167 aanvaarde aanvragen op een totaal van 194 aanvragen (86,1 %). In 2023 daalde dat aantal met 31,7 % met 114 aanvaarde aanvragen op een totaal van 124 aanvragen (91,9 %).

De meeste uitkeringsgerechtigden nemen de 10 dagen waarop ze recht hebben (89,2 % in 2022 en 96,5 % in 2023). Het aantal vrouwen en mannen is gelijk in 2022 (52,1 % mannen) en hetzelfde in 2023 (57 bijslagtrekkenden voor elk geslacht).

Laatst bijgewerkt
23 augustus 2024