Table of Contents

    De gegevens op deze pagina zijn afkomstig van de statistieken over de arbeidsplaatsen van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ). Een kmo is in dit geval een onderneming die tussen één en 249 werknemers telt, en kan nog eens onderverdeeld worden in drie categorieën:

    • een micro-onderneming (minder dan 10 werknemers)
    • een kleine onderneming (tussen 10 en 49 werknemers)
    • een middelgrote onderneming (tussen 50 en 249 werknemers).

    De RSZ verzamelt en publiceert gegevens over alle werknemers bij alle werkgevers uit de privésector. De privésector behelst alle ondernemingen en organisaties die niet worden beheerd of geleid door de overheid.

    Op enkele uitzonderingen na (internationale overeenkomsten en bilaterale akkoorden) is het Belgische socialezekerheidsstelsel van de loontrekkende werknemers van toepassing op elke werknemer die prestaties verricht op het Belgische grondgebied voor een in België gevestigde werkgever en ook voor de buitenlandse werkgevers met een exploitatiezetel in België waarvan de werknemer afhangt.

    De economische sector van de onderneming is afkomstig uit de Belgische versie 2008 van de nomenclatuur van economische activiteiten van de Europese Gemeenschap (NACE-BEL). Die nomenclatuur splitst het universum van de economische activiteiten op, zodat een NACE-BEL-code kan worden toegekend aan een onderneming die de opgegeven activiteit uitoefent.

    De arbeidsplaatsen

    De statistiek van de arbeidsplaatsen op de laatste dag van het kwartaal wordt bekomen door per werkgever een telling te maken van het aantal werknemers in dienst op de laatste dag van het kwartaal. Werknemers die op de laatste dag van het kwartaal bij meer dan één werkgever zijn tewerkgesteld, worden meermaals geteld. Het verschil tussen het aantal arbeidsplaatsen en het aantal tewerkgestelde werknemers is volledig te wijten aan de werknemers met meerdere arbeidsbetrekkingen. Werknemers die bij eenzelfde werkgever verschillende gelijktijdige arbeidsbetrekkingen uitoefenen (eventueel onder verschillende hoedanigheden of onder verschillende contracten) worden als een arbeidsplaats geteld.

    Op 31 december 2023 bedraagt het aantal tewerkgestelde arbeidsplaatsen in de kmo's van de privésector in België 1.790.140 op een totaal van 3.102.862 voor alle ondernemingen aangesloten bij de RSZ.

    Het merendeel van de arbeidsplaatsen bevindt zich dus in kmo's (57,7 %) terwijl die laatsten 99,4 % van de RSZ-werkgevers vertegenwoordigen.

    De verdeling van die arbeidsplaatsen binnen de ondernemingen is:  

    • 490.555 (15,8 %) voor de micro-ondernemingen (1 tot 9 werknemers)
    • 661.162 (21,3 %) voor de kleine ondernemingen (10 tot 49 werknemers)
    • 638.423 (20,6 %) voor de middelgrote ondernemingen (50 tot 249 werknemers).

    De regionale verdeling van de arbeidsplaatsen in de kmo’s gaat als volgt:

    • 1.068.655 (59,7 %) in Vlaanderen
    • 466.020 (26 %) in Wallonië
    • 252.106 (14,1 %) in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

    Het aantal arbeidsplaatsen in de grote ondernemingen (250 werknemers en meer) is alleen in de meerderheid in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (50,2 % tegenover 44,3 % in Vlaanderen en 30,7 % in Wallonië). Dat resultaat kan worden verklaard door een hogere concentratie van hoofdkantoren in de hoofdstad.

    Tussen 2022 en 2023 is het aantal arbeidsplaatsen in de privésector toegenomen met +0,4 %: met name voor de kleine (10 tot 49 werknemers, +0,9 %) en middelgrote ondernemingen (50 tot 249 werknemers, +0,7 %). Alleen micro-ondernemingen (1 tot 9 werknemer(s)) zagen een lichte daling van het aantal arbeidsplaatsen (-0,7 %), in lijn met de daling van hun aantal (-1,1 %). Uit de gewestelijke indeling blijkt ook een verhoging van het aantal arbeidsplaatsen in de drie gewesten: +1,2 % in Brussel, +0,2 % in Vlaanderen en +0,4 % voor Wallonië. De grotere stijging in Brussel is vooral te danken aan de lagere daling van de Brusselse werkgevers in micro-ondernemingen in die gewest: -0,2 % in Brussel tegenover -0,5 % in Vlaanderen en -1,4 % in Wallonië.

    Gedurende de periode 2018-2023 is de trend positief, met een gemiddelde jaarlijkse toename van het aantal arbeidsposten in de kmo’s van privésector van +1 %: +0,4 % voor de micro-ondernemingen en +1,2 % voor de kleine en middelgrote ondernemingen.

    Het merendeel van de jobs in kmo's in de privésector in België is geconcentreerd in vier sectoren, met 967.877 arbeidsplaatsen (54,1 % van het totaal) op 31 december 2023. Die vier sectoren zijn:

    • de handel (360.987; 20,2 %)
    • de industrie (241.623; 13,5 %)
    • de menselijke gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening (186.464; 10,4 %)
    • de bouwnijverheid (178.803; 10 %).

    Als we de analyse uitbreiden tot de volgende zes sectoren op het vlak van personeelsleden, stijgt het aantal banen tot 1.624.965 of 90,8 % van het totaal. Die zes sectoren zijn

    • de wetenschappelijke en technische activiteiten (143.239; 8 %)
    • de horeca (130.381; 7,3 %)
    • de administratieve en ondersteunende diensten (130.305; 7,3 %)
    • transport en opslag (111.661; 6,2 %)
    • de informatie- de communicatiesector (73.630; 4,1 %)
    •  andere diensten (67.872; 3,8 %).

    De verdeling per grootteklasse wijst op aanzienlijke verschillen tussen de vier belangrijkste bedrijfssectoren: in de sectoren van de menselijke gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening (111.881; 60 % van het totaal in middelgrote ondernemingen) en de industrie (127.266; 52,7 % van het totaal) zijn de meeste arbeidsplaatsen terug te vinden in de grootste kmo's (met 50 tot 249 werknemers) in tegenstelling tot de handelssector (89.852; 24,9 % van het totaal) en de bouwsector (43.670; 24,4 % van het totaal). Het grootste deel tewerkgestelde arbeidsplaatsen in de horeca (61.018; 46,8 % van het totaal) en in overige diensten (29.732; 43,8 %) zijn voornamelijk opgenomen in de kleinste kmo’s, met minder dan 10 werknemers.

    Arbeidsvolume per voltijdsequivalent

    Voor de berekening van het arbeidsvolume in termen van voltijdsequivalenten (vte), wordt de verhouding berekend, voor een volledig kwartaal, tussen de arbeidsprestaties (bezoldigde- en vakantieprestaties) van de werknemer t.o.v. de prestaties van de fictieve referentiepersoon, die voltijds is tewerkgesteld in dezelfde onderneming of, bij gebrek daaraan, in dezelfde bedrijfstak, in een functie gelijkaardig aan die van de werknemer. Met andere woorden, het arbeidsvolume in voltijdsequivalenten vertegenwoordigt een fictief gemiddeld aantal voltijdsbanen over een kwartaal. Die definitie van voltijdsequivalenten is niet gebaseerd op de in de arbeidsovereenkomst voorziene arbeidsduur maar op de aangegeven prestaties.

    Een voorbeeld: twee halftijdse arbeidsplaatsen komen overeen met een arbeidsvolume van één voltijdsequivalent (vte).

    Het arbeidsvolume per voltijdsequivalent van kmo’s in de privésector in België bedraagt 1.447.509 vte op 31 december 2023, wat overeenstemt met 58,1 % van het totale arbeidsvolume van de privésector in voltijdsequivalenten in België (2.492.235 vte).

    De verdeling van die vte binnen ondernemingen is: 

    • 379.726 (15,2 %) voor de micro-ondernemingen (1 tot 9 werknemers)
    • 540.921 (21,7 %) voor de kleine ondernemingen (10 tot 49 werknemers)
    • 526.863 (21,1 %) voor de middelgrote ondernemingen (50 tot 249 werknemers).

    Op gewestelijk niveau bevindt dat arbeidsvolume zich vooral in Vlaanderen (60,6 % tegen 24,9 % in Wallonië en 14,3 % in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest). Bovendien onderscheidt Brussel (50,7 %) zich van Vlaanderen (43,4 %) en Wallonië (30,7 %) door meer dan de helft het volume dat gerealiseerd wordt in grote ondernemingen.

    Tussen 2022 en 2023 is het arbeidsvolume per voltijdsequivalent in de kmo’s in de privésector quasi gelijk gebleven (-0,1 %) terwijl het aantal tewerkgestelde arbeidsplaatsen steeg (+0,4 %). De kmo’s lijken er daarom de voorkeur aan werknemers te werven in plaats van de arbeidstijd te verhogen. Dat geldt voor de drie gewesten, met name in Brussel, waar het werkvolume in vte met 0,1 % daalde terwijl de stijging van het aantal arbeidsposten 1,2 % bedroeg. In werkelijkheid is de daling van vte vooral te wijten aan de micro-ondernemingen (met 1-9 werknemer(s)) die hun arbeidsvolume met 1,6 % hebben verminderd, terwijl de kleine ondernemingen (met 10 tot 49 werknemers) en de middelgrote ondernemingen (met 50 tot 249 werknemers) het daarentegen respectievelijk met 0,2 % en met 0,6 % hebben verhoogd.

    Het arbeidsvolume in voltijdsequivalenten bij kmo’s in de privésector nam daarentegen over de periode 2020-2023 op jaarbasis sterk toe (+3,8 %) door de opleving van de post-covid-activiteit, met name voor micro-ondernemingen (1-9 werknemer(s)) met +5 % en voor kmo’s in Vlaanderen (+5,6 %).

    In de periode 2018-2023 is de trend positief, met een gemiddelde jaarlijkse toename van het arbeidsvolume per voltijdse equivalent in de privésector van +0,9 %, met lagere stijgingen voor micro-ondernemingen (+0,4 %) en kmo’s in Brussels (+0,6 %).

    Het arbeidsvolume per voltijdsequivalent is geconcentreerd in vijf sectoren (908.482; 62,8 % van het totaal op 31 december 2023), namelijk:

    • handel (296.692; 20,5 %)
    • industrie (203.453; 14,1 %)
    •  bouwnijverheid (147.409; 10,2 %)
    • menselijke gezondheidzorg en maatschappelijke diensten (132.393; 9,2 %)
    • gespecialiseerde wetenschappelijke en technische activiteiten (128.536; 8,9 %).

    Als de analyse wordt aangevuld met de vijf volgende sectoren, stijgt het arbeidsvolume per voltijdsequivalent tot 1.303.220 en het aandeel tot 90 procent. Die vijf sectoren zijn

    • administratieve en ondersteunende diensten (95.844; 6,6 %)
    • vervoer en opslag (95.541; 6,6 %)
    • horeca (83.254; 5,8 %)
    • informatie en communicatie (69.393; 4,8 %)
    • overige diensten (50.706; 3,5 %).

    De verdeling per grootte binnen kmo’s leidt tot aanzienlijke verschillen tussen de vijf belangrijkste bedrijfstakken: het grootste deel van het arbeidsvolume per voltijdsequivalent bevindt zich in de grootste kmo’s (met 50 tot 249 werknemers) voor de menselijke gezondheidzorg en maatschappelijke diensten (79.444; 60 % van het totaal), de industrie (109.150; 53,7 %) en de  administratieve en ondersteunende diensten (47.875; 50 %), terwijl dat niet het geval is voor de handel (78.195; 26,4 % van het totaal) en de bouwnijverheid (36.665; 24,9 % van het totaal). Het merendeel arbeidsplaatsen in de horeca bevinden zin in de kleinste kmo’s met minder dan 10 werknemers (36.694; 44,1 % van het totaal voltijdsequivalenten van die sector actief in kmo’s).

    Ten slotte worden deeltijdse prestaties in kmo’s op grote schaal toegepast, aangezien het arbeidsvolume van een arbeidsplaats gemiddeld 0,8 voltijdsequivalenten (vte) op 31 december 2023 bedraagt. Deeltijdse tewerkstelling wordt het meest gebruikt in micro-ondernemingen (1 tot 9 werknemer(s)) met een arbeidsvolume van 0,77 vte. Voor ondernemingen vanaf 10 werknemers is er daarentegen geen significant verschil met een volume van iets meer dan 0,8 vte per arbeidsplaats.

    Op sectoraal niveau maken kmo’s het vaakst gebruik van deeltijdse arbeidsplaatsen in:

    • horeca (een arbeidsvolume van 0,71 vte per arbeidsplaats),
    • menselijke gezondheidzorg en maatschappelijke diensten (een arbeidsvolume van 0,71 vte per arbeidsplaats),
    • administratieve en ondersteunende diensten (een arbeidsvolume van 0,72 vte per arbeidsplaats), 
    • overige diensten (een arbeidsvolume van 0,78 vte per arbeidsplaats).

    Daarentegen maken de informatie- en communicatiesector (een arbeidsvolume van 0,95 vte per arbeidsplaats) en de gespecialiseerde wetenschappelijke en technische activiteiten (een arbeidsvolume van 0,94 vte per arbeidsplaats) het minst gebruik van deeltijdse arbeidsplaatsen.

    Laatst bijgewerkt
    1 oktober 2024