In het kader van de invoering van de kmo-strategie en de SBA (Small Business Act) schetst de Europese Commissie aan de hand van kwantitatieve indicatoren een beeld van het ondernemerschap in elke lidstaat. Die indicatoren worden jaarlijks gepubliceerd in het Europees kmo-rapport en in de landeninformatiefiches (SME-factsheets) waarin meer specifiek de prestaties van kmo's, gedefinieerd door Eurostat, die actief zijn in de niet-financiële bedrijfseconomie worden geanalyseerd.
De landeninformatiefiches worden opgesteld door het JRC (Joint Research Centre) van de Europese Commissie te naar de structuur van de ondernemingen (ESO), die een vergelijkbare methodologie tussen landen toepast.
Die methode leidt echter tot verschillen tussen enerzijds de nationale administratieve statistieken, die gedetailleerder zijn, maar geen internationale vergelijkingen mogelijk maken, en anderzijds de statistieken uit de landeninformatiefiches van het JRC die wel een dergelijke vergelijking mogelijk maken.
De informatiefiches over kmo’s geven dus een raming per land van het aantal kmo’s actief in de niet-financiële bedrijfseconomie. In 2023 bedraagt dit aantal in België 747.274 ondernemingen. Ter vergelijking: volgens diezelfde berekeningswijze telt Duitsland 2.619.751 kmo’s, Nederland 1.504.144 kmo’s en Luxemburg 39.866 kmo’s. Italië en Frankrijk zijn de enige twee landen die het niveau van drie miljoen kmo’s overschrijden, met respectievelijk 3.904.898 en 3.432.391 kmo’s.
Met de economische opleving na COVID-19 blijft het aantal Belgische kmo’s tussen 2022 en 2023 met 4,5 % stijgen (na 4,7 % tussen 2021 en 2022) Dit ligt echter onder het EU-gemiddelde (6,3 %) en achter alle buurlanden, zoals Duitsland (5,4 %) en Frankrijk (5,9 %).
De meeste daarvan zijn micro-ondernemingen (minder dan 10 werknemers). In vergelijking met het EU-gemiddelde (93,8 %) is dat percentage hoger in België (96,1 %) en de buurlanden Nederland (96,1 %) en Frankrijk (95 %). Enkele landen hebben daarentegen een aandeel van meer dan 10 % kleine en middelgrote ondernemingen, zoals Luxemburg (9,6 % kleine en 2 % middelgrote ondernemingen) en Duitsland (13,5 % kleine en 2 % middelgrote ondernemingen).
Op het vlak van kmo-dichtheid telt België in 2023 76 kmo's per 1.000 inwoners, wat hoger is dan het gemiddelde van de Europese Unie (EU) dat 68 kmo's per 1.000 inwoners bedraagt. België neemt daarmee van de 27 EU-lidstaten de 13de plaats in. Bepaalde landen halen zelfs een dichtheid van meer dan 100 kmo's per 1.000 inwoners zoals dat het geval is in Tsjechië (123), in Slovakije (121), in Litouwen (113), in Portugal (108), in Estland (104) en Malta (103). Duitsland is daarentegen het land met de laagste dichtheid, met slechts 35 kmo’s per 1.000 inwoners. In vergelijking met de buurlanden is België vergelijkbaar met Luxemburg (72), maar verschilt het eerder van Nederland (100), Frankrijk (61) en Duitsland (35).
De driejaarlijkse overlevingskansstatistieken van de OESO volgen alle ondernemingen die in de loop van een jaar worden opgericht in de niet-financiële en marktsectoren van de OESO- en geassocieerde landen. Alleen de 27 lidstaten van de Europese Unie zijn hier opgenomen.
Ondernemingen in België zijn beter bestand tegen sluiting dan die in de meeste andere EU-landen. Zo is 76,1 % van de Belgische ondernemingen die in 2020 werden opgericht drie jaar later nog steeds actief, tegenover 62,5% in Frankrijk en 48,4 % in Duitsland. Alleen ondernemingen in Ierland (95 %), Griekenland (85,9 %) en Zweden (79 %) doen het beter dan België. De veerkracht van ondernemingen opgericht in 2020 is zelfs toegenomen in vergelijking met ondernemingen opgericht in 2016, met een stijging van de overlevingskans op drie jaar van +6,1 procentpunten.
De overlevingskansen nemen echter af met de grootte van de onderneming: 75,3% van de Belgische ondernemingen opgericht in 2020 zonder werknemers is na drie jaar nog steeds actief, tegenover 87,8 % van de ondernemingen met minstens 10 werknemers. Dit fenomeen doet zich voor in alle lidstaten van de Europese Unie. In Duitsland bijvoorbeeld is het 42,8 % voor ondernemingen zonder werknemers en 68,7 % voor ondernemingen met minstens 10 werknemers.
De driejaarlijkse overlevingskans op drie jaar varieert naargelang de activiteitensector.
De horecasector en de handel zijn het minst veerkrachtig in België met:
- 66,7 % van de in 2020 opgerichte ondernemingen in de horecasector
- 72,8 % in de handel
tegenover
- 76,7 % in de bouw
- 80,8 % in gespecialiseerde wetenschappelijke en technische activiteiten.
Frankrijk, Nederland en Griekenland hebben bijvoorbeeld een veerkrachtigere horecasector, met overlevingspercentages van respectievelijk 70,6 %, 72,2 % en 82,2 %. Een ander voorbeeld is dat ondernemingen in gespecialiseerde wetenschappelijke en technische activiteiten veel minder veerkrachtig zijn in Denemarken, Duitsland en Portugal, met overlevingspercentages van respectievelijk 41,8 %, 44,9 % en 48,3 %.