Table of Contents
Het faillissementspercentage van btw-plichtige kmo’s volgens verschillende variabelen gepresenteerd. Het faillissementspercentage wordt verkregen door het aantal failliete btw-plichtige bedrijven te delen door het totale aantal btw-plichtige bedrijven in hetzelfde jaar. Een failliete onderneming wordt geacht btw-plichtig te zijn als zij in de afgelopen vijf jaar ten minste eenmaal btw-plichtig is geweest.
De gegevens zijn beperkt tot btw-plichtige bedrijven en niet tot het totale aantal failliete bedrijven zoals het geval is op de andere pagina’s van de rubriek "Faillissementen en banenverlies". Op die manier is een vergelijking mogelijk met het totale aantal btw-plichtige bedrijven. Ter informatie: in 2020 was 91,3 % van de failliete kmo’s in de afgelopen vijf jaar ten minste eenmaal btw-plichtig.
Het faillissementspercentage van btw-plichtige kmo’s wordt geanalyseerd aan de hand van verschillende variabelen: de grootte van de onderneming, de sector waarin zij actief is, het gewest waar het hoofdkantoor is gevestigd en het geslacht van de bestuurders die de onderneming leiden. Er wordt ook een evolutief perspectief aangeboden.
Faillissementspercentage bij btw-plichtige kmo’s
In 2020 bedroeg het faillissementspercentage van kmo's die btw-plichtig zijn, 0,6 %. Dat betekent dat één op 166 kleine en middelgrote ondernemingen in dat jaar failliet is gegaan. Dat aandeel is gestaag gedaald sinds 2013, toen het faillissementspercentage van kmo's 1,3 % bereikte. In 2019 bedroeg het faillissementspercentage voor kmo's 0,9 %. Zoals meer in detail wordt uitgelegd op de pagina “Evolutie van de faillissementen en het banenverlies”, vertoont het jaar 2020 een bijzonder laag aantal faillissementen, voornamelijk als gevolg van de beschermingsmaatregelen die in de context van de gezondheidscrisis zijn genomen. Die daling van het aantal faillissementen heeft een neerwaartse invloed op de faillissementspercentages voor het jaar 2020, waarmee rekening moet worden gehouden bij de analyse van de op deze pagina voorgestelde gegevens.
Grootte
Kleine bedrijven, met 10 tot 49 werknemers, lopen de meeste kans failliet te gaan. In 2020 moest 0,8% van hen zijn activiteiten staken als gevolg van betalings- en kredietschaarste. Micro-ondernemingen hebben iets minder kans om failliet te gaan, met een percentage van 0,6 % in 2020. Grotere kmo-bedrijven, die tussen 50 en 249 werknemers in dienst hebben, hebben de minste kans om failliet te gaan: hun faillissementspercentage bedroeg 0,3 % in 2020.
Hoewel het faillissementspercentage voor alle grootteklassen jaarlijks schommelt, blijft de trend in de loop der jaren onveranderd: het faillissementspercentage onder kmo’s is het hoogst voor kleine ondernemingen en het laagst voor middelgrote ondernemingen, met micro-ondernemingen in het midden. In tien jaar tijd is het faillissementspercentage voor kleine ondernemingen met 1 procentpunt gedaald, tegenover een daling met 0,5 procentpunt voor ondernemingen met minder dan 10 werknemers (micro-ondernemingen) en middelgrote ondernemingen (50-249 werknemers).
Ter vergelijking: in 2020 ging 0,4 % van de grote ondernemingen failliet. Dat is in dat opzicht een uitzonderlijk jaar: in het algemeen ligt het faillissementspercentage voor grote ondernemingen rond de 0,1% en is het dus niet hoger dan dat voor middelgrote ondernemingen.
Bedrijfstak
In 2020 zijn de activiteitensectoren met het hoogste faillissementspercentage
- horeca (I): 2,1%
- vervoer en opslag (H): 1,2%.
- bouwnijverheid (F): 0,9%.
Die drie sectoren vormen bijna elk jaar de top drie van sectoren met het hoogste faillissementspercentage. Het zijn dus ook de sectoren met het hoogste gemiddelde faillissementspercentage tussen 2010 en 2020, respectievelijk 3,2%, 1,9% en 1,4%. De handelssector (G) volgt op de vierde plaats met een gemiddeld faillissementspercentage van 1,3% tussen 2010 en 2020. In 2016 en 2017 verving deze sector de bouwsector met het op twee na hoogste jaarlijkse faillissementspercentage.
Met uitzondering van de overheidsadministratie en het onderwijs zijn de sectoren met het laagste faillissementspercentage
- winning van delfstoffen (B)
- landbouw (A) en menselijke gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening (Q)
- productie en distributie van elektriciteit, gas, stoom en gekoelde lucht (D) en overige diensten (S)
Alle bedrijfssectoren vertonen een stabiel of dalend faillissementspercentage tussen 2010 en 2020, tot -2,1 procentpunten (pp). De sectoren met het hoogste faillissementspercentage hebben in 10 jaar tijd de volgende daling gekend:
- horeca (I): -0,9pp
- vervoer en opslag (H): -1pp
- bouwnijverheid (F) : -0,5pp
- handel (G): -0,6pp
Om het belang van het sectoriële faillissementspercentage te beoordelen, moet rekening worden gehouden met het gewicht van elke sector binnen de economie (zie de pagina over “Kmo’s per activiteitensector”). Een sector met veel kmo’s en een gemiddeld faillissementspercentage kan meer faillissementen en banenverlies veroorzaken dan een sector met een hoger faillissementspercentage maar zeer weinig ondernemingen. Die correlatie wordt in de onderstaande grafiek weergegeven. De grootte van de bellen staat voor het aantal faillissementen binnen de sector.
Van de drie belangrijkste sectoren in termen van aantal kmo's in België, vertoont de sector van gespecialiseerde, wetenschappelijke en technische activiteiten een lager faillissementspercentage dan gemiddeld, terwijl de handel en de bouw boven het gemiddelde liggen.
In de zes grootste sectoren in aantal kmo’s, is de situatie als volgt:
- gespecialiseerde, wetenschappelijke en technische activiteiten: 19,5 % van het totale aantal kmo’s - faillissementspercentage van 0,3 %;
- handel: 17,7 % van het totale aantal kmo’s - faillissementspercentage van 0,8 %;
- bouwnijverheid: 13,7 % van het totale aantal kmo’s - faillissementspercentage van 0,9 %;
- overige dienstenactiviteiten: 6,72 % van het totale aantal kmo’s - faillissementspercentage van 0,3 %;
- administratieve en ondersteunende diensten: 6,41 % van het totale aantal kmo’s - faillissementspercentage van 0,6 %;
- horeca: 5,84 % van het totale aantal kmo’s - faillissementspercentage van 2,14 %;
De onderstaande concordantietabel bevat de lijst van secties in de NACE-BEL 2008-nomenclatuur van activiteiten. De aan de hand van de NACE geproduceerde statistieken zijn vergelijkbaar op Europees niveau en, in het algemeen, op wereldniveau.
- A Landbouw, bosbouw en visserij
- B Winning van delfstoffen
- D Productie en distributie van elektriciteit, gas, stoom en gekoelde lucht
- C Industrie
- E Distributie van water; afval- en afvalwaterbeheer en sanering
- F Bouwnijverheid
- G Groot- en detailhandel; reparatie van auto's en motorfietsen
- H Vervoer en opslag
- I Verschaffen van accommodatie en maaltijden
- J Informatie en communicatie
- K Financiële activiteiten en verzekeringen
- L Exploitatie van en handel in onroerend goed
- M Vrije beroepen en wetenschappelijke en technische activiteiten
- N Administratieve en ondersteunende diensten
- O Openbaar bestuur en defensie; verplichte sociale verzekeringen
- P Onderwijs
- Q Menselijke gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening
- R Kunst, amusement en recreatie
- S Overige diensten
- T Huishoudens als werkgever; niet-gedifferentieerde productie van goederen en diensten door huishoudens voor eigen gebruik
Gewesten
In 2020 bedroeg het faillissementspercentage van kmo's in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 1,2 %, meer dan het dubbele van het faillissementspercentage van Vlaamse kmo's (0,5 %). Wallonië ligt tussen die twee waarden in, met een percentage van 0,7 %. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is het faillissementspercentage van btw-plichtige kmo's tussen 2010 en 2020 met 1 procentpunt gedaald, twee keer zo veel als in Wallonië (-0,5pp) en Vlaanderen (-0,4pp).
Hoewel de faillissementsgraad voor elk gewest jaarlijks schommelt, ligt de faillissementsgraad van de Waalse kmo's steeds tussen die van Vlaanderen (lager) en die van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (hoger).
Geslacht
Het faillissementspercentage van kmo's varieert naar gelang van het geslacht van de bestuurders die de kmo leiden. Volgens gegevens van Statbel gingen kmo's die uitsluitend door vrouwen worden geleid, in 2020 minder vaak failliet (0,3 %) dan kmo's die uitsluitend door mannen werden geleid (0,6 %). Het hoogste faillissementspercentage wordt waargenomen bij bedrijven die zowel door mannen als vrouwen worden geleid (1,6 %). Die trend wordt sinds 2010 ononderbroken waargenomen. Tussen 2010 en 2020 gingen “gemengde” ondernemingen gemiddeld 2,6 % failliet, vergeleken met 0,9 % voor door mannen geleide kmo's en 0,5 % voor kmo's die uitsluitend door vrouwen worden geleid.
Analyse op basis van geslacht en grootte of bedrijfstak
Uit de kruisanalyse tussen het geslacht van de bestuurders en de sector waarin de onderneming actief is, blijkt dat ondernemingen die uitsluitend door vrouwelijke bestuurders worden geleid, in bijna alle sectoren beter presteren op het gebied van faillissementspercentages. Alleen in de bouw, de landbouw en de financiële en verzekeringssector is de kans op faillissement (iets) groter wanneer zij door vrouwen worden geleid. Het hogere faillissementspercentage bij kmo's die door een gemengd team worden geleid, kan in alle sectoren worden waargenomen, waarbij de horecasector eruit springt met een aanzienlijk hoger percentage dan de andere sectoren.
Uit een kruistabel tussen het geslacht van de bestuurders en de grootteklasse van de ondernemingen blijkt dat de genderkloof in het faillissementspercentage bijzonder uitgesproken is bij micro-ondernemingen: het faillissementspercentage van ondernemingen met gemengde bestuurders bedraagt 1,7 %, tegenover 0,6 % en 0,3 % voor respectievelijk uitsluitend mannelijke en uitsluitend vrouwelijke bestuurders. Binnen middelgrote ondernemingen is de spreiding van het faillissementspercentage kleiner: 0,4 % voor ondernemingen met een gemengd team, en respectievelijk 0,3 % en 0 % voor kmo's die uitsluitend door mannen of uitsluitend door vrouwen worden geleid. Het verschil tussen het faillissementspercentage voor "vrouwelijke" en "mannelijke" ondernemingen is het kleinst in kleine ondernemingen (10-49 werknemers), met respectievelijk 0,6 % en 0,7 %.
Evolutie van het faillissementspercentage
De onderstaande grafieken en tabellen tonen de evolutie tussen 2010 en 2020 van het faillissementspercentage volgens de grootte van de onderneming, de sector waarin ze actief is, het gewest van de hoofdzetel en het geslacht van de bestuurders.
Definities en bronnen
Faillissement
Een faillissement wordt uitgesproken wanneer een onderneming cumulatief aan drie voorwaarden voldoet:
- het gaat om een onderneming, d.w.z.:
- iedere natuurlijke persoon die zelfstandig een beroepsactiviteit uitoefent
- iedere rechtspersoon
- iedere andere organisatie zonder rechtspersoonlijkheid
- die in aanhoudende staking van betaling verkeert
- en waarvan de kredietwaardigheid is aangetast: dat betekent dat de ondernemer het vertrouwen van de schuldeisers heeft verloren, die hem geen krediet of betalingsvoorwaarden meer toestaan.
Een ontbonden vennootschap kan failliet worden verklaard tot 6 maanden na afsluiting van de vereffening.
Bij een faillissement is altijd één onderneming betrokken. Een juridische constructie waarbij verschillende natuurlijke personen betrokken zijn, telt als één faillissement.
Banenverlies
Statbel berekent het banenverlies als gevolg van een faillissement op basis van de meest recente gegevens beschikbaar bij de Rijksdienst Sociale Zekerheid (RSZ).
Methodologische opmerking
Een door Statbel ingevoerde methodologische wijziging in verband met de inwerkingtreding van het nieuwe Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen heeft geleid tot een herziening van de cijfers met terugwerkende kracht voor faillissementen en banenverlies.
De nieuwe vennootschapsvormen worden in februari 2022 in de faillissementsstatistieken opgenomen. Om de vergelijkbaarheid van de tijdreeksen te waarborgen, wordt de maatregel met terugwerkende kracht toegepast. Hoewel deze actualisering geen invloed heeft op het totale aantal faillissementen, brengt zij wel twee belangrijke wijzigingen in de tijdreeksen aan.
- Het aantal faillissementen onder zelfstandigen daalt in vergelijking met de oude methode. Sommige ondernemingen die deel uitmaakten van de categorie "zelfstandigen" worden volgens de nieuwe methode ingedeeld in de categorieën "NV", "Bvba", "Cv” of "Andere";
- Het totale aantal verloren banen neemt toe. Om het aantal banenverliezen voor werkgevers in loondienst te berekenen, gebruikt Statbel een internationaal erkende schattingsregel die door Eurostat wordt aanbevolen en die afhankelijk is van de rechtsvorm van de onderneming. Deze regel bepaalt dat er slechts één werkgever in loondienst is in het geval van zelfstandigen, terwijl dit aantal kan oplopen tot drie in het geval van vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid. De herverdeling van het aantal faillissementen volgens de rechtsvorm leidt derhalve tot een toename van het totale aantal verloren gegane arbeidsplaatsen. Het totale verlies aan banen wordt berekend als het totaal van de drie categorieën (verlies van voltijdbanen + verlies van deeltijdbanen + verlies van banen bij werkgevers in loondienst).