Table of Contents
Begrotingssaldo: de ratio blijft ongunstig
In 2023 is het Belgische begrotingstekort iets verslechterd ten opzichte van 2022, waardoor het iets verder verwijderd is geraakt van de drempel van 3 % van het bbp, waarboven het tekort als buitensporig wordt gekwalificeerd.
Na een duik tot -9,0 % van het bbp in 2020 verbetert het Belgische begrotingssaldo in 2021 (-5,4 % van het bbp) en 2022 (-3,6 %), om daarna terug te vallen tot -4,4 % in 2023. Ondanks de verdere afbouw van de tijdelijke steunmaatregelen tijdens de coronacrisis en de daling van de tijdelijke uitgaven door de energiecrisis en de oorlog in Oekraïne, stijgt het Belgische begrotingstekort in 2023 met 0,8 procentpunt van het bbp als gevolg van een stijging van de primaire uitgaven, voornamelijk lopende uitgaven. Onder de factoren die de lopende uitgaven hebben opgedreven, vermeldt de Nationale Bank België:
- de verhoging van de minimumuitkeringen op het federaal niveau en de versterking van het sociaal beleid in Vlaanderen,
- de vergrijzingskosten en
- de automatische indexering van de sociale uitkeringen en de salarissen van het overheidspersoneel.
Ook de kapitaaluitgaven (overheidsinvesteringen) zijn gestegen, onder impuls van regionale infrastructuurprojecten.
Met een stijging van het primaire tekort met 0,4 procentpunt op jaarbasis tot -2,4 % van het bbp in 2023 bleef het begrotingsbeleid expansief. De overheden zijn niet in staat geweest om hun totale uitgaven verder terug te dringen, een situatie die aanhoudt sinds het einde van de coronacrisis. Anderzijds was de stijging van de totale inkomsten in 2023, hoewel hoog, niet voldoende om de stijging van de uitgaven te compenseren.
De rentelasten, die sinds 1995 waren gedaald, stegen in 2023 opnieuw (tot 2,0 % van het bbp), wat neerkomt op een stijging met 0,4 procentpunt over een jaar. De stijging van de rentevoeten die begin 2022 begon, leidde ook tot een geleidelijke versnelling van de rentelasten, die in 2023 zichtbaar werd.
Daarnaast heeft de stijging van het primaire saldo in combinatie met de stijging van de rentelasten bijgedragen aan de toename van het begrotingstekort in 2023.
Wat zijn de voornaamste uitgavencategorieën in België?
Volgens de classificatie van de overheidsuitgaven naar doel wordt de COFOG (Classification of the functions of government) ingedeeld in tien groepen, zoals geïllustreerd in het volgend infogram (Verdeling Belgische overheidsgaven in 2022).
In 2022 viel meer dan 50 % van de overheidsuitgaven in België onder twee dezelfde uitgavecategorieën. Zo zijn de helft van de overheidsuitgaven in feite uitgaven voor sociale bescherming (38,2 %) en voor gezondheid (15,3 %). De overige aanzienlijk grote categorieën zijn - algemeen bestuur, economische zaken en onderwijs – elk vertegenwoordigen ze een vergelijkbaar aandeel in de totale uitgaven, namelijk gemiddeld 12 % voor 2022. Huisvesting en gemeenschapsvoorzieningen zijn veruit de kleinste categorie, met een aandeel van uitgaven beperkt tot 0,7 %.
Evolutie van de overheidsuitgaven
Uit de meest recente gegevens blijkt dat de grootste toename voor België, in vergelijking met 2021, als een percentage van het totaal, de uitgaveposten “defensie” (+22,2 %), “recreatie, cultuur en religie” (+13,5 %) en “huisvesting en gemeenschapsvoorzieningen” (+10,5 %) zijn. Dit terwijl “economische zaken” een lichte daling kende (-0,6 %). De uitgaven met betrekking tot militaire hulp aan het buitenland zijn in 2022, niet onverwacht, met 88,6 % gestegen ten opzichte van het jaar voordien.
Stijging van de schuldgraad
Na een stijging tot 111,9 % van het bbp in 2020 en een daling gedurende twee opeenvolgende jaren tot 107,9 % van het bbp in 2021 en 104,3 % van het bbp in 2022, steeg de Belgische schuldratio in 2023 opnieuw tot 105,2 %, ruim boven het niveau van vóór de pandemie. In 2023 is de stijging van de schuldratio (0,9 procentpunt) het resultaat van een toename van de overheidsschuld die voornamelijk wordt gevoed door de omvang van het primaire tekort en de stijging van het nominale bbp, aangedreven door een nog steeds aanzienlijke binnenlandse inflatie (groei van de bbp-deflator). Het negatieve effect van het primaire tekort (in de teller) werd dus gedeeltelijk gecompenseerd door het gunstige effect van het nominale bbp (in de noemer).
Volgens de NBB is de Belgische schuldgraad "structureel aan het stijgen, een vaststelling die zowel geldt voor de federale overheid als voor het geheel van de gemeenschappen en gewesten".
Hoewel verschillende projecties uitgaan van een stijging van de gemiddelde rentevoet op de schuld (tot 2029), blijft deze toch lager dan de verwachte nominale economische groei, zodat zelffinanciering van de schuld niet aan de orde is.
Onder onze drie belangrijkste handelspartners vertonen Duitsland en Nederland een cijfer van minder dan 100 % van het bbp, terwijl de Franse schuldgraad steeg naar 114,6 % in 2020, om dan af te nemen naar 113,0 % in 2021, 111,9 % in 2022 en 110,6 % in 2023, waarmee het zich sinds 2020 boven het Belgische percentage bevindt.
Prognoses van het Belgische begrotingstekort
De prognose van de Europese Commissie (15 mei 2024) raamt het Belgische begrotingstekort voor 2024 op 4,4 % van het bbp, wat lager is dan de vorige raming in november 2023. Voor 2025 verwacht de Europese Commissie dat het begrotingstekort zal stijgen tot 4,7 % (tegen 5,0 % in november 2023). De OESO (2 mei 2024) voorspelt een meer uitgesproken tekort van 4,7 % van het bbp voor 2024, maar dat zal afzwakken tot 4,3 % in 2025.
De Europese Commissie raamt de schuldratio nu op 105,0 % van het bbp voor 2024 en voorspelt een stijging tot 106,6 % voor 2025. De OESO voorspelt eveneens een stijging van de Belgische overheidsschuld over de verwachte periode tot 106,9 % van het bbp tegen 2024 en 108,5 % tegen 2025.