Table of Contents

    Bijna alle Belgische ondernemingen zijn kmo’s in de betekenis die de Europese Commissie eraan geeft. Het ondernemerschap, dat wil zeggen de wens om te ondernemen, is van fundamenteel belang voor de economie, en dus voor het concurrentievermogen van ons land. Een demografie van gezonde ondernemingen en ook een sterke dynamiek zijn dragers van productiviteitswinst en concurrentievermogen.

    Groei van de ondernemingspopulatie, vooral die zonder personeel

    De gegevens van de structurele ondernemingsstatistieken (SBS) omvatten de industrie en de marktdiensten zonder holdingactiviteiten.

    In 2021 waren er 843.146 ondernemingen actief in België, waarmee België 13e gerangschikt was onder de grootste ondernemingspopulaties van de Europese Unie. Frankrijk nam de 1e plaats in met 4,8 miljoen ondernemingen, voor Duitsland (4e) met zijn 3,1 miljoen ondernemingen, en Nederland (6e) met 2 miljoen ondernemingen. Italië en Spanje, met respectievelijk 4,5 miljoen en 3,4 miljoen ondernemingen, vervolledigen de top 3 in 2021.

    De meeste Belgische ondernemingen hebben geen enkele werknemer. Die ondernemingen groeien minder vaak , wat betekent dat ze waarschijnlijk minder bijdragen tot de productiviteit. Dat stelde de Nationale Raad voor de Productiviteit in zijn Jaarverslag 2021. Anderzijds vormen ondernemingen van meer dan 10 werknemers een drijvende kracht in de economie. Zo hebben zij tussen 65 en 70 % van de mensen in dienst die werkzaam zijn in de verschillende onderzochte economieën, terwijl dat aandeel 10 % bedraagt voor ondernemingen zonder personeel. Het aandeel ondernemingen zonder personeel ten opzichte van het totaal nam in België in de loop der jaren toe en bedroeg 75,6 % in 2021. Dat cijfer is gedaald in Frankrijk, maar gestegen in Nederland. In Duitsland nam de populatie ondernemingen zonder personeel af, van 53,3 % in 2010 (toen reeds een lager cijfer dan in de andere bestudeerde landen) naar 35,9 % in 2021.

    Een zwakke ondernemingsdynamiek

    Weinig oprichtingen en uittredingen van ondernemingen

    Aan de hand van het vernieuwingspercentage kan men de ondernemingsdynamiek binnen een economie evalueren, volgens een benadering die geïnspireerd is op de theorie creative destruction van Joseph Schumpeter. Dat cijfer is de optelsom van het percentage oprichtingen en uittredingen. Hoe hoger die percentages zijn, hoe dynamischer de vernieuwing. De ondernemingsdynamiek is van fundamenteel belang voor een economie, want ze maakt een reallocatie van grondstoffen mogelijk van minder goed presterende ondernemingen die verdwijnen naar beter presterende ondernemingen, wat resulteert in een hogere productiviteit en een betere werking van de economie. Zowel in het Jaarverslag 2021 van de NRP als in een studie van het Federaal Planbureau wordt gewezen op de zwakke Belgische ondernemingsdynamiek als een mogelijke factor in de vertraging van de productiviteitsgroei die ons land de laatste jaren kent.

    Voor alle ondernemingen samen, ongeacht hun grootte, stond België in 2021 op de 25e plaats in de EU met een vernieuwingspercentage van 11,34. Nederland was 23e (15,22), Duitsland 15e (16,88) en Frankrijk 4e (26,09). Deze resultaten maken komaf met de vorige jaren. Zo was Frankrijk in 2020 nog 20e met een vernieuwingspercentage van 26,09 terwijl Nederland 15e was met een percentage van 17,79. De beste prestaties op het vlak van ondernemingsdynamiek vindt men in de Oost-Europese landen, zoals Litouwen (1e), Bulgarije (2e) en Estland (3e). Enkel Oostenrijk en Griekenland hadden in 2021 een slechter vernieuwingspercentage dan België. In 2020 lag Ierland achter op ons land, maar het haalde ons in met een 15e plaats in 2021 en een percentage van 16,81.

    De Belgische ondernemingsdynamiek blijft zwak, ongeacht de grootte van de ondernemingen. Die was evenwel in 2021 beter dan die van Nederland voor alle klassen van ondernemingen met personeel. Duitsland is dynamischer voor elke klasse, hoewel het Belgische vernieuwingspercentage dicht bij het Duitse en het Franse cijfer aanleunt voor ondernemingen met 5 tot 9 werknemers.

    Globaal wordt het Belgische vernieuwingspercentage sterker geschraagd door het percentage oprichtingen dan door het percentage verdwijningen, hetgeen ook geldt voor Frankrijk en Nederland. In Duitsland krimpt de ondernemingspopulatie, terwijl de uittredingsgraad sterker doorweegt.

    De zwakke Belgische ondernemingsdynamiek stelt men zowel in de economie als geheel vast als in de verschillende bedrijfstakken. Bekijkt men alle grootteklassen samen, dan zijn er slechts twee Belgische bedrijfstakken die een hoger vernieuwingscijfer halen dan ten minste een van de buurlanden

    1. de verwerkende nijverheid (10,4 % tegenover 9,5 % in Duitsland),
    2. de productie en distributie van water, sanering, en afvalverwerking (10,5 % tegenover 7,3 % in Duitsland en 10,2 % in Nederland).

    Steeds minder hogegroeibedrijven

    Hogegroeibedrijven zijn ondernemingen die een groei van meer dan 10 % van hun werkgelegenheid optekenden in de loop van de laatste drie jaar, met in het begin van de periode reeds 10 werknemers in dienst. Deze ondernemingen brengen groei en productiviteitswinst en dragen daardoor bij tot een sterker concurrentievermogen.

    Het aandeel hogegroeibedrijven op het vlak van tewerkstelling is in België sinds 2016 afgenomen en is gezakt naar 5,7 % in 2021, dat is een lager cijfer dan dat van de EU als geheel (9,2 %). Meer bepaald haalden 25 landen van de EU een groter aandeel dan ons land in 2021. Onder de buurlanden bevond Nederland zich op de 7e Europese plaats (11,4 %), Duitsland op de 22e plaats (8,3 %) en Frankrijk op de 25e plaats (6,3 %). Zweden was het land met het grootste percentage hogegroeibedrijven, namelijk 17,4 % van de ondernemingen met meer dan 10 werknemers, voor Griekenland (14,0 %) en Denemarken (13,6 %).

    De Belgische sector met het hoogte percentage hogegroeibedrijven in 2021 was de informatie en communicatie (10,4 %), voor de administratieve en ondersteunende diensten (9,1 %) en de gespecialiseerde, wetenschappelijke en technische activiteiten (7,9 %). Deze drie sectoren halen lagere cijfers dan in de buurlanden (behalve vergeleken met Frankrijk in de gespecialiseerde, wetenschappelijke en technische activiteiten).

    Inschrijvingen van ondernemingen kelderen

    De laatste jaren waren jaren van pijnlijke economische crisissen voor de ondernemingen. Hoewel de regeringen diverse maatregelen namen om de ondernemingen door de lockdowns en de energiecrisis te loodsen, moesten er sommige toch hun activiteiten stopzetten. Eurostat combineert twee conjunctuurindexen om de evolutie van de ondernemingspopulatie te observeren.

    In 2020 daalde het aantal Belgische inschrijvingen door de coronacrisis, om dan fors terug toe te nemen in 2021. In 2022 daalden ze evenwel met 11 % en zakten ze terug naar het peil van 2020. Duitsland en Nederland werden harder getroffen dan ons land in 2020, terwijl de Franse inschrijvingen hun stijging bleven voortzetten. In 2021 noteerden onze drie buurlanden een stijging van hun aantal inschrijvingen. In 2022 namen de inschrijvingen fors af in België (-11,1 %) en in Duitsland (-1,1 %), terwijl Frankrijk (+1,1 %) en Nederland een stijging optekenden (+3,1 %). In 2023 bleven de inschrijvingen afnemen in België in het 2e en het 3e kwartaal (-10,3 % en vervolgens -29,4 % op jaarbasis), na een lichte stijging in het 1e kwartaal (+3,7 % op jaarbasis). De index van de inschrijvingen was niet meer zo laag geweest als in het 2e kwartaal van 2020. Onze drie voornaamste buren kenden een verdere stijging van hun inschrijvingen in de loop van het 2e en 3e kwartaal van 2023. 

    Het aantal faillissementen nam duidelijk af in 2020 door het coronavirus. De maatregelen van de regering om de ondernemingen te ondersteunen, hebben hun vruchten afgeworpen, omdat de faillissementen overal in Europa (behalve in Portugal) afnamen. In België verminderde het aantal faillissementen sterker dan in Duitsland en Nederland, maar in mindere mate dan in Frankrijk. In 2021 bleven de faillissementen verder afnemen in België en in de buurlanden, hoewel die trend beperkter was in ons land dan in Frankrijk en Duitsland, terwijl Nederland een aanzienlijke daling van het aantal faillissementen optekende. In 2022, met het einde van de steunmaatregelen, namen de faillissementen een hoge vlucht in België (+42,2 %), Frankrijk (+51,5 %) en Nederland (+17,9 %), terwijl ze in Duitsland een vergelijkbare stijging kenden als voor de crisis (+4,5 %). In 2023 namen de faillissementen toe in de eerste drie kwartalen in de vier bestudeerde landen. Onze drie buren kenden evenwel sterkere stijgingen dan België.

    Jonge ondernemers

    In 2023 publiceerden de OESO en de Europese Commissie een actualisatie van hun rapport over maatschappelijke ongelijkheid in ondernemerschap, The Missing Entrepreneurs. In de afgelopen decennia is het Europese ondernemerschap gediversifieerd: het aandeel zelfstandigen dat in een ander land is geboren, is gestegen van 7 % in 2013 tot 12 % in 2022. Ook de genderkloof in ondernemerschap is kleiner geworden na een sterke impact van de coronavirusperiode op vrouwen. Ondanks die vooruitgang is de kans dat mannen in 2022 zelfstandig ondernemer zijn in de EU nog steeds 1,72 keer groter dan vrouwen. De studie berekende dat, als iedereen net zo actief zou zijn in het opzetten van een bedrijf als mannen tussen de 30 en 49 jaar, Europa bijna 7,5 miljoen meer ondernemers zou hebben, of 44 % van de huidige zelfstandige bevolking. In de OESO als geheel zou dit cijfer oplopen tot 34,1 miljoen mensen, oftewel 34 % van de huidige zelfstandige bevolking. Er is dus een groot tekort aan ondernemerschap door sociale ongelijkheden op het gebied van geslacht, leeftijd en afkomst, wat een duidelijke impact heeft op onze economieën.

    In 2022 vertegenwoordigden zelfstandigen volgens gegevens van de arbeidskrachtenenquête 13,8 % van de werkenden in België tussen 15 en 64 jaar, meer dan in de EU als geheel (13,1 %). Dat betekent een verbetering van de Belgische situatie in de afgelopen vijf jaar. België doet het beter dan zijn twee grootste buren (Frankrijk, 12,2 %; Duitsland, 7,6 %) en komt dichter in de buurt van Nederland (14,9 %).

    In 2022 waren 9,8 % van de werkende vrouwen zelfstandigen in België, dat daarmee voor ligt op Frankrijk (9,3 %) en Duitsland (5,6 %) maar achterligt op Nederland (11,5 %).

    Van de werkende jongeren tussen 20 en 29 jaar was 8,9 % zelfstandige in 2022 in België. De drie buurlanden, de EU en de eurozone hebben lagere percentages dan ons land. België is dus een koploper in ondernemerschap bij jongeren.

    In België is 17,1 % van de werkende senioren (50-64 jaar) zelfstandig in 2022, een hoger niveau dan in de EU en de eurozone (beide op 16,7 %). Bijna 21 % van de Nederlandse senioren is zelfstandig ondernemer, wat wijst op een vrij stabiele situatie in de afgelopen 10 jaar. Terwijl vrouwen en jongeren minder vaak zelfstandig ondernemer zijn, zijn ouderen vaker zelfstandig ondernemer, ongeacht het land.

    Het 2023-rapport van de OESO en de Commissie gaf ook aan dat het aandeel zelfstandige immigranten in België 12,0 % bedroeg in 2022, een daling ten opzichte van 2013 (13,5 %). Over het algemeen blijft dit aandeel van zelfstandige migranten stabiel tijdens de beschouwde periode. 

    Laatst bijgewerkt
    9 april 2024