Artikel IV.2 van het Wetboek van economisch recht, evenals artikel 102 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) verbieden ondernemingen om misbruik te maken van hun machtspositie op de betrokken Belgische markt of op een wezenlijk deel ervan.

Het bestaan van een machtspositie is niet als dusdanig verboden, het verbod is enkel gerechtvaardigd als de marktmacht die uit deze positie voortvloeit, de mededinging op significante en duurzame wijze aantast.

Het misbruik van machtspositie kan verschillende courante vormen aannemen zoals:

  • het opleggen van een aankoopprijs, verkoopprijs of andere onbillijke contractuele voorwaarden;
  • de toepassing van buitensporig hoge prijzen of uitsluiting door de onderneming met een machtspositie;
  • de beperking van productiequota, afzet, technische ontwikkeling;
  • de discriminatie tussen handelspartners door het toepassen van ongelijke voorwaarden voor gelijkwaardige prestaties; of ook
  • koppelverkopen door de verkoop van een product/dienst afhankelijk te stellen van de verkoop van een ander product en/of een andere dienst die geen verband houden met het voorwerp van het hoofdcontract.

Het misbruik van machtspositie kan tot uiting komen door praktijken van misbruik ten nadele van consumenten/leveranciers of onrechtmatige uitsluitingspraktijken van concurrenten die aanwezig zijn op de betrokken markt. De beoordeling van deze laatste categorie in het licht van artikel IV.2 van het Wetboek van economisch recht (102 van het VWEU) gebeurt op basis van de richtlijnen van de Europese Commissie in verband met onrechtmatig uitsluitingsgedrag door ondernemingen met een machtspositie.

Het misbruik van machtspositie komt niet in aanmerking voor een vrijstelling. In tegenstelling tot de afspraken die verboden zijn op grond van artikel IV.1, § 1, van het Wetboek van economisch recht geldt hier een absoluut verbod.

Laatst bijgewerkt
6 december 2019