Table of Contents
Indeling van springstoffabrieken en -opslagplaatsen
Springstoffabrieken
Er zijn twee klassen van springstoffabrieken:
klasse 1: Springstoffenfabrieken, d.w.z. inrichtingen voor de bereiding, behandeling of verwerking van enigerlei springstof behalve de in het volgende lid aangeduide werkplaatsen.
klasse 2: Werkplaatsen voor het laden van jachtpatronen* bij wapensmeden en andere kleinhandelaars.
* Het gaat hier om hagelpatronen. Enkel CIP-patronen mogen worden verhandeld.
Opslagplaatsen voor springstoffen
Er zijn twee klassen van opslagplaatsen voor springstoffen:
klasse 1: opslagplaatsen voor springstoffen behalve die in het volgende lid aangeduid;
klasse 2: opslagplaatsen voor springstoffen waarvan de inhoud beperkt is tot de volgende hoeveelheden:
- 50 kilogram salpeterkruit en rookzwak kruit, 500 kilogram veiligheidslonten voor mijnwerkers, veiligheidspatronen voor draagbare wapens ten belope van 500 kilogram kruit, 200.000 Flobertpatronen zonder kruit en slaghoedjes voor veiligheidspatronen voor draagbare wapens
- of feestvuurwerk en vuurwerk voor technisch gebruik en/of seinvuurwerk van 25 kilogram pyrotechnische sas.
Vergunning voor het uitbaten van een springstoffabriek of -opslagplaats
Springstoffabrieken en -opslagplaatsen mogen alleen worden opgericht, verbouwd of verplaatst na een administratieve vergunning.
Een aanvraag voor een vergunning voor een fabriek of opslagplaats moet u indienen bij de volgende bevoegde overheid:
- voor fabrieken/opslagplaatsen van klasse 1: de deputatie van de plaats van de fabriek/opslagplaats;
- voor fabrieken/opslagplaatsen van klasse 2: het gemeentebestuur van de plaats van de fabriek/opslagplaats;
- voor G-opslagplaatsen (niet-geklasseerde en tijdelijke opslagplaatsen): de provinciegouverneur volgens de modaliteiten beschreven in de artikelen 255 en 256 van het koninklijk besluit van 23 september 1958.
Voor een vergunningsaanvraag voor een fabriek of opslagplaats opgericht of uitgebaat door de overheid, gelden de procedure en modaliteiten in artikel 26 van het koninklijk besluit van 23 september 1958.
Afwijkingen van de vergunning
Er zijn drie afwijkingen van de vergunning voor een fabriek of opslagplaats voor springstoffen.
1. Er is geen vergunning nodig om volgende producten te bezitten en op te slaan:
- Feestvuurwerk, vuurwerk voor technisch gebruik en/of seinvuurwerk van 1 kilogram erin vervatte pyrotechnische sas, van de volgende types:
- pyrotechnische artikelen die de marktdeelnemers aan consumenten mogen aanbieden conform artikel 12 van het koninklijk besluit van 20 oktober 2015 betreffende het op de markt aanbieden van pyrotechnische artikelen;
- klappertjes die speciaal ontworpen zijn als speelgoed;
- noodseinen die zijn ingedeeld als uitrusting van zeeschepen volgens het koninklijk besluit van 25 april 2016 inzake uitrusting van zeeschepen en de organisatie van het markttoezicht, en die uitsluitend worden bewaard voor gebruik op de schepen, waar ze zich verplicht aan boord moeten bevinden.
- tot 2 kilogram (nettogewicht) salpeterkruit of rookzwak kruit, in korrels of in schilfers
- tot 1.000 meter veiligheidslonten
- veiligheidspatronen voor draagbare wapens en pyromechanismen tot een gewicht van 10 kilogram erin vervat kruit
- 5.000 elektrische ontvlammingsmiddelen of 5.000 slaghoedjes van alle aard voor veiligheidspatronen
- 5.000 Flobertpatronen zonder kruit
- een onbeperkte hoeveelheid ledige hulzen met slaghoedjes
2. Er is geen opslagvergunning vereist voor het bezit en de verkoop van:
- vuurwerk door handelaars die geen kleinhandelaars van feestvuurwerk zijn en die de volgende soorten vuurwerk leveren samen met een ander product (bijvoorbeeld: een bakker die een taart levert met sterretjes):
- sterretjes die zijn ingedeeld in categorie F1 en die geschikt zijn voor gebruik binnenshuis (volgens het koninklijk besluit van 20 oktober 2015 betreffende het op de markt aanbieden van pyrotechnische artikelen);
- fonteinen die zijn ingedeeld in categorie F1 en die geschikt zijn voor gebruik binnenshuis (volgens het genoemde koninklijk besluit van 20 oktober 2015);
- de volgende soorten vuurwerk door handelaars die geen kleinhandelaars van feestvuurwerk zijn en die specifieke producten verkopen waarvoor dat vuurwerk nodig is:
- pyrotechnische artikelen met ingebouwde elektrische ontsteking die ingedeeld zijn in categorie P1 (volgens het voornoemde koninklijk besluit van 20 oktober 2015), die per artikel niet meer dan een halve gram pyrotechnische sas bevatten, en die ontworpen zijn voor het gebruik in apparaten voor ongediertebestrijding;
-
pyrotechnische patronen die ingedeeld zijn in categorie P1 (volgens het voornoemde koninklijk besluit van 20 oktober 2015) en bedoeld zijn om geladen te worden in bevestigings- en markeergereedschap.
Het vuurwerk wordt bewaard in een kast waartoe de klanten geen toegang hebben. De totale hoeveelheid opgeslagen vuurwerk in de handelszaak is beperkt tot de hoeveelheid die een particulier mag bezitten, namelijk een kilogram pyrotechnische sas, volgens artikel 265.
- slaghoedjes die speciaal zijn ontworpen voor speelgoed.
3. Er is geen vergunning vereist voor de opslag door vakmensen van pyrotechnische artikelen van categorie P1 voor voertuigen
Vakmensen die andere pyrotechnische artikelen van categorie P1 voor voertuigen nodig hebben voor hun beroep mogen die artikelen zonder vergunning opslaan tot een hoeveelheid van 5 kilogram erin vervatte pyrotechnische sas. Dat is vastgelegd in artikel 267 van het koninklijk besluit van 23 september 1958.
Die pyrotechnische artikelen mogen niet aan particulieren verkocht of afgestaan worden, behalve wanneer ze gemonteerd zijn in het voertuig of in een verwijderbaar voertuigonderdeel. Voor artikelen die in voertuigen ingebouwd zijn geldt geen beperking van de hoeveelheid.
Wat is de inhoud van een vergunningsaanvraag voor een springstoffenfabriek of -opslagplaats?
Voor u de vergunningsaanvraag indient, moet u een analyse uitvoeren van de veiligheidsrisico's door de aanwezigheid van de springstoffen. Die analyse identificeert de gevaren, bepaalt en specificeert de bijbehorende risico's zowel voor de werknemers als voor de buurtbewoners en het publiek en evalueert die risico's.
Bij die beoordeling van de risico’s wordt rekening gehouden met:
- de huidige stand van kennis en techniek. Bijvoorbeeld de International Ammunition Technical Guidelines van de Verenigde Naties.
- de normen. Bijvoorbeeld: NATO-Gids voor de opslag van springstoffen AASTP-1 versie C-2023
- de richtlijnen (technische nota’s) van de dienst Reglementering Veiligheid van de FOD Economie. Bijvoorbeeld: Technische nota in verband met de opslagplaats voor pyrotechnische artikelen uitgebaat door kleinhandelaars (PDF, 414.12 KB).
Het dossier van de vergunningsaanvraag moet vermelden:
- de naam, de voornamen, de hoedanigheid en de woonplaats van de aanvrager;
- de aard van de fabriek of opslagplaats voor springstoffen, het doel van het bedrijf, de te gebruiken apparaten en procedés, de aard en het vermogen van elke motor en de geschatte hoeveelheden van de producten die er zullen worden gefabriceerd of opgeslagen;
- het aantal te werk te stellen arbeiders;
- de geplande maatregelen om de hinder die de fabriek of opslagplaats zou kunnen vooroorzaken, zowel voor de werknemers als voor de buurtbewoners en het publiek, te voorkomen of te verminderen.
Bij de aanvraag voegt u een plan in drie exemplaren toe, dat opgemaakt is op een schaal van minstens 5 millimeter per meter, met aanduiding van de opstelling van de lokalen en de locatie van de werkplaatsen, magazijnen, apparatuur.
Als het gaat om een fabriek of opslagplaats van 1° klasse, moet ook nog het volgende worden bijgevoegd: één exemplaar van een uittreksel uit het kadastraal plan met de percelen die gelegen zijn binnen een straal van honderd meter van de omtrek van de inrichting, met vermelding van de namen van de eigenaars.
Wat is de specifieke inhoud van een vergunningsaanvraag voor een G-opslagplaats?
De vergunningsaanvraag bevat de volgende elementen:
- de aanvrager
- het doel van het gebruik
- de aard, hoeveelheid en significante effecten van de te gebruiken springstoffen
- de installatie voor opslag van de springstoffen
- de plaats van gebruik
- de voorziene gebruiksduur
- de verantwoordelijke voor het gebruik (afschieter)
- de geplande maatregelen om de significante impact van de springstoffen te voorkomen of, als dat niet mogelijk is, te verminderen
- de nodige bouwkundige plannen van de opslagplaats
- een bewijs van goed gedrag en zeden van de aanvrager
Bestaat er een standaardformulier voor het indienen van een vergunningsaanvraag voor een E-opslag van pyrotechnische artikelen?
Om uw aanvraag in te dienen kunt u gebruik maken de standaardformulier voor het indienen van een vergunningsaanvraag voor een E-opslag van pyrotechnische artikelen (DOCX, 68.54 KB).
Voor het ontwerp van een E-opslagplaats van pyrotechnische artikelen voor particulieren volgt u de richtlijn van de FOD Economie (PDF, 414.12 KB).
Bestaat er een standaardformulier voor het indienen van een vergunningsaanvraag voor het laden van veiligheidspatronen voor handvuurwapens voor eigen gebruik?
Om uw aanvraag in te dienen kunt u gebruik maken van de standaardformulier voor het indienen van een vergunningsaanvraag voor het laden van veiligheidspatronen voor handvuurwapens voor eigen gebruik (DOCX, 68.47 KB).
Voor het ontwerp van een werkplaats voor het laden en opslaan van springstoffen volgt u de richtlijn van de FOD Economie (PDF, 200.81 KB).