Drukapparatuur zijn drukvaten, installatieleidingen, veiligheidsappendages en onder druk staande appendages. De term “drukapparatuur” kan ook verwijzen naar de elementen die bevestigd zijn aan onder druk staande delen, zoals flenzen, tubulures, koppelingen, hijsogen, enz.

De hieronder vermelde reglementeringen en verplichtingen zijn van toepassing op drukapparatuur en samenstellen waarvan de maximaal toelaatbare overdruk meer dan 0,5 bar bedraagt.

Drukapparatuur zijn zowel alledaagse als erg complexe industriële producten. Ze worden ingedeeld in verschillende categorieën, afhankelijk van de ermee verbonden risico’s en gevaren.

Reglementering

De algemene veiligheidsvoorschriften voor drukapparatuur worden opgelegd in het Wetboek van economisch recht, boek IX betreffende de veiligheid van producten en diensten.

De eisen van die wet worden aangevuld en verder uitgewerkt in het koninklijk besluit van 11 juli 2016 betreffende het op de markt aanbieden van drukapparatuur. Dat besluit is van toepassing op het ontwerp, de fabricage en de conformiteitsbeoordeling van drukapparatuur en samenstellen waarvan de maximaal toelaatbare druk meer dan 0,5 bar bedraagt. Uitgesloten producten worden opgesomd in het artikel 3 van het besluit.

Het koninklijk besluit van 11 juli 2016 betreffende het op de markt aanbieden van drukapparatuur voorziet in de omzetting van richtlijn 2014/68/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van drukapparatuur.
De richtlijn 2014/68/EU is een herschikking van de richtlijn 97/23/EU waarvan de eisen het voorwerp uitmaakten van het koninklijk besluit van 13 juni 1999 betreffende het op de markt brengen van drukapparatuur, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 6 december 2005 en 16 februari 2015. De nieuwe reglementering trad in werking op 19 juli 2016.

De FOD Economie meldt bij de Europese Commissie de conformiteitsbeoordelingsinstanties aan die een aanvraag indienen en die aantonen dat ze aan de eisen van het koninklijk besluit van 11 juli 2016 beantwoorden. Het betreft aangemelde instanties (“NoBo”), keuringsdiensten van gebruikers (“UI”) en erkende onafhankelijke instellingen (“RTPO”). De details van de aanmeldingen worden door de Europese Commissie gepubliceerd op de website van Nando, na validatie.

Eisen voor de accreditatie met het oog op aanmelding van conformiteitsbeoordelingsinstanties PED en SPVD (PDF, 154.11 KB)

Drukapparaten die vóór 19 juli 2016 op de markt zijn gebracht

De drukapparaten of samenstellen die onder het voormelde koninklijk besluit van 13 juni 1999 vallen en in overeenstemming zijn met dit besluit en die vóór 19 juli 2016 in de handel werden gebracht, kunnen verder in bedrijf worden gesteld / op de markt worden aangeboden.

Certificaten en besluiten  verstrekt door beoordelingsinstanties uit hoofde van het voormelde koninklijk besluit van 13 juni 1999, blijven geldig uit hoofde van het besluit van 11 juli 2016.

De drukapparaten of samenstellen die in overeenstemming zijn met de geldende Belgische reglementering vóór 29 november 1999 en tot 29 mei 2002 op de markt zijn aangeboden, kunnen verder in bedrijf worden gesteld.

Controles van drukapparatuur tijdens het gebruik

Eens ze in gebruik zijn genomen, geldt voor drukapparatuur die op het werk wordt gebruikt de reglementering die behoort tot de bevoegdheid van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg.

Zo blijven de periodieke technische controles van stoomtoestellen verder onderworpen aan de bepalingen van het koninklijk besluit van 18 oktober 1991 betreffende de stoomtoestellen.

Geschillen en klachten

Voor klachten over drukapparatuur kunt u terecht bij het Meldpunt.

Laatst bijgewerkt
28 september 2023