De octrooihouder heeft als enige het recht om de beschermde uitvinding te exploiteren. Op dit recht gelden echter een aantal uitzonderingen en beperkingen. In bepaalde omstandigheden kunnen derden deze uitzonderingen inroepen om de uitvinding te gebruiken zonder voorafgaande toestemming van de octrooihouder. Dezelfde uitzonderingen en beperkingen zijn van toepassing op aanvullende beschermingscertificaten voor geneesmiddelen en gewasbeschermingsmiddelen, aangezien deze dezelfde rechten toekennen aan de houder ervan als zijn octrooi. Voor aanvullende beschermingscertificaten voor geneesmiddelen geldt bovendien ook nog een bijkomende uitzondering, de zogenaamde “manufacturing waiver”.

Privégebruik

De uit een octrooi voortvloeiende rechten slaan niet op handelingen die in de particuliere sfeer en voor niet-commerciële doeleinden worden verricht.

Uitzondering voor onderzoeksdoeleinden

Er moet geen toestemming worden gevraagd voor het gebruik van het voorwerp van een geoctrooieerde uitvinding en/of met behulp van deze uitvinding, wanneer dit gebeurt voor wetenschappelijke doeleinden. Men mag een uitvinding dus vrij gebruiken om onderzoek te verrichten op de uitvinding zelf, of om de uitvinding te gebruiken als onderzoeksinstrument om het wetenschappelijk onderzoek vooruit te helpen.

Bereidingen in apotheken

De octrooihouder kan zich niet verzetten tegen de bereiding van geneesmiddelen in apotheken, mits dit geneesmiddel dient voor individueel gebruik op medisch voorschrift. Deze uitzondering geldt ook voor handelingen met betrekking tot de aldus bereide geneesmiddelen. Een apotheker mag dus geoctrooieerde geneesmiddelen bereiden én verkopen, mits het gaat om geneesmiddelen die in individuele gevallen zijn voorgeschreven.

Uitputting

Wanneer een product dat een beschermde uitvinding omvat met toestemming van de octrooihouder op de markt is gebracht, zijn de octrooirechten op dat exemplaar uitgeput. Dit betekent dat de octrooihouder zich niet meer kan verzetten tegen verder gebruik of verhandeling van het in omloop gebrachte exemplaar.

Dit uitputtingsprincipe geldt niet internationaal, maar uitsluitend binnen de Europese Economische Ruimte. De octrooihouder kan zich er dus bijvoorbeeld niet tegen verzetten dat een exemplaar van een product dat zijn uitvinding omvat en dat met zijn toestemming in Frankrijk is verkocht, te koop wordt aangeboden in België. 

Gebruik voorafgaand aan het octrooi en persoonlijk bezit

Iemand die een product of een werkwijze reeds gebruikte of toepaste voor deze door een octrooi beschermd waren, mag die exploitatie persoonlijk of binnen zijn bedrijf voortzetten, mits de exploitatie te goeder trouw gebeurt.

Dwanglicenties

Een octrooihouder is vrij om te weigeren een licentie te verlenen op zijn uitvinding. In bepaalde omstandigheden heeft hij echter geen keuze en kan hij worden onderworpen aan een door de overheid opgelegde dwanglicentie. Dergelijke licenties zijn niet exclusief en gaan in ieder geval gepaard met een financiële vergoeding. Bovendien worden ze slechts toegekend indien eerst een vrijwillige licentie werd gevraagd aan de octrooihouder en die werd geweigerd; deze beperking geldt niet als het de volksgezondheid betreft.

Het is mogelijk om een dwanglicentie aan te vragen in de volgende gevallen:

  • wanneer een uitvinding niet geëxploiteerd wordt
  • wanneer de exploitatie van een uitvinding afhankelijk is van een andere uitvinding
  • in geval van een probleem met de volksgezondheid

Manufacturing waiver

Voor aanvullende beschermingscertificaten voor geneesmiddelen die van kracht worden na 1 juli 2019, geldt nog een bijkomende uitzondering op de rechten waarover de houder beschikt. Het betreft een beperkte uitzondering in de vorm van een “manufacturing waiver”, die de producenten van generieke of biosimilaire geneesmiddelen toelaat om dergelijke geneesmiddelen te vervaardigen, of aanverwante handelingen te stellen die hiertoe strikt noodzakelijk zijn, en dit:

(1) met het exclusieve doel deze buiten de EU uit te voeren gedurende de beschermingsduur van het aanvullend beschermingscertificaat, of

(2) met het doel het geneesmiddel in voorraad te hebben om het binnen de EU in de handel te brengen zodra de bescherming vervallen is (stockpiling). In dit laatste geval geldt de uitzondering enkel tijdens de laatste zes maanden van de geldigheidsduur van het aanvullend beschermingscertificaat.

Om van deze manufacturing waiver gebruik te kunnen maken, dient de vervaardiger van het generiek of biosimilair geneesmiddel een meldingsverplichting te vervullen. Hij dient dit meer bepaald te melden aan de houder van het aanvullend beschermingscertificaat en aan de bevoegde autoriteit in de lidstaat waar de vervaardiging zal plaatsvinden. Wanneer de vervaardiging zal plaatsvinden in België, is dit de Dienst voor de Intellectuele Eigendom. Deze melding dient te gebeuren uiterlijk drie maanden voor de vervaardiging of een voorafgaande aanverwante handeling van start gaat, door gebruik te maken van het formulier (DOC, 57 KB).

Wanneer de informatie die in de melding werd vermeld zou wijzigen, dient een nieuwe melding te worden gedaan, waarbij het volledige formulier opnieuw moet worden ingevuld. De melding kan aan de Dienst voor de Intellectuele Eigendom worden bezorgd per post, fax of via online indiening. Deze wordt vervolgens door de Dienst gepubliceerd in het register.

Wanneer de onder de manufacturing waiver vervaardigde producten bestemd zijn voor de uitvoer naar landen buiten de EU, dient onderstaand logo te worden aangebracht op de buitenverpakking van de producten en, zo mogelijk, op de primaire verpakking.

logo EU export

De voorwaarden voor de toepassing van de manufacturing waiver zijn opgenomen in Verordening (EG) nr. 469/2009 zoals gewijzigd door Verordening (EU) nr. 2019/933. De Dienst gaat niet na of aan deze voorwaarden is voldaan, en beperkt zich tot een publicatie in het register. Wie gebruik wil maken van deze uitzondering, doet dit bijgevolg op eigen verantwoordelijkheid

Laatst bijgewerkt
1 juli 2024