Table of Contents

    Op 17 april 2019 werd richtlijn 2019/790/EU van het Europees Parlement en de Raad inzake auteursrechten en naburige rechten in de digitale eengemaakte markt en tot wijziging van Richtlijnen 96/9/EG en 2001/29/EG goedgekeurd. 

    Het is een richtlijn waarin zeer uiteenlopende onderwerpen aan bod komen, zoals:

    • uitzonderingen voor tekst- en datamining;
    • uitzonderingen voor onderwijs in een grensoverschrijdende context;
    • een regeling voor de exploitatie van werken die niet meer in de handel beschikbaar zijn door culturele instellingen;
    • een nieuw naburig recht voor persuitgevers;
    • maatregelen over bepaalde vormen van gebruik van beschermde content door onlinediensten; en
    • bepalingen inzake het contractenrecht van auteurs en uitvoerende kunstenaars.

    In België werd de richtlijn omgezet in nationaal recht op 19 juni 2022, waarbij de meeste bepalingen inwerkingtreden op 1 augustus 2022.

    Vier nieuwe verplichte uitzonderingen

    Een eerste luik van de richtlijn voorziet in vier nieuwe, verplichte uitzonderingen op het auteursrecht en de naburige rechten. Die houden verband met het ontstaan van digitale technologieën op het gebied van onderzoek, innovatie, onderwijs en het behoud van het cultureel erfgoed, waardoor nieuwe gebruiksvormen mogelijk zijn, die voorheen nog niet onder een uitzonderingsregeling vielen.

    Het gaat om uitzonderingen voor:

    • reproducties en opvragingen door onderzoeksorganisaties en instellingen voor cultureel erfgoed om, met het oog op wetenschappelijk onderzoek, tekst- en datamining te verrichten op beschermde werken of andere materialen, waartoe zij rechtmatige toegang hebben (artikel 3 van de richtlijn, omgezet in de artikelen XI.191/1, XI.191/2, XI.217/1 en XI.310 van het Wetboek van economisch recht);
    • reproducties en opvragingen van rechtmatig toegankelijke beschermde werken en andere materialen met het oog op tekst- en datamining. Deze uitzondering verschilt van de voorgaande, omdat ze ook van toepassing is op private en publieke entiteiten die veelvuldig gebruik en analyses willen maken van grote hoeveelheden gegevens op verschillende gebieden van het leven en voor verschillende doeleinden. Daarnaast is deze uitzondering enkel van toepassing op voorwaarde dat het gebruik van werken of andere materialen door de rechthebbenden ervan niet op passende wijze uitdrukkelijk is voorbehouden (artikel 4 van de richtlijn, omgezet in de artikelen XI.190, XI.191, XI.217, XI.299 en XI.310 van het Wetboek van economisch recht);
    • het digitaal gebruik van beschermde werken en andere materialen, dat uitsluitend dient voor illustratie bij het onderwijs als dat gebruik plaatsvindt onder de verantwoordelijkheid van een onderwijsinstelling, in haar gebouwen of elders, of in een beveiligde elektronische omgeving die alleen toegankelijk is voor de leerlingen of studenten en het onderwijzend personeel van de onderwijsinstelling (artikel 5 van de richtlijn, omgezet in de artikelen XI.191/1, XI.191/2, XI.217/1, XI.240, XI.299 en XI.310 van het Wetboek van economisch recht);
    • reproducties door instellingen voor cultureel erfgoed (zoals musea, bibliotheken, archieven, …) van beschermde werken of andere materialen die permanent deel uitmaken van hun collecties met als doel het behoud van dergelijke werken of andere materialen (artikel 6 van de richtlijn, omgezet in de artikelen XI.190, XI.191, XI.217, XI.299 en XI.310 van het Wetboek van economisch recht).

    Ruimere toegang tot beschermde content die niet meer in de handel beschikbaar is

    Een tweede luik voorziet in maatregelen om een ruimere toegang tot content te garanderen. Zo kunnen instellingen van cultureel erfgoed, zoals bibliotheken en archieven, werken en andere beschermde materialen die niet meer in de handel beschikbaar zijn, ter beschikking stellen aan het publiek. De rechthebbenden van die werken (auteurs, uitgevers, muzikanten, acteurs, producenten, enz.) kunnen wel op ieder ogenblik beslissen dat de desbetreffende instellingen niet (meer) het recht hebben om dat te doen voor al hun werken, bepaalde werken of bepaalde gebruiken.

    Verbetering van de positie van rechthebbenden

    Een derde luik is gewijd aan verschillende maatregelen om de positie van rechthebbenden te verbeteren in het licht van meer digitaal en grensoverschrijdend gebruik van door auteursrechten en naburige rechten beschermde content.

    Onder die maatregelen vinden we onder andere:

    Een nieuw recht voor uitgevers van perspublicaties

    De richtlijn introduceert een nieuw recht voor uitgevers van perspublicaties om de verlening van licenties voor het onlinegebruik van hun publicaties te vergemakkelijken. Op die wijze kunnen ze hun rechten beter beschermen en een vergoeding krijgen om hun investering terug te verdienen. Ook de duurzaamheid van de sector van de perspublicaties wordt zo verzekerd (artikel 15 van de richtlijn, omgezet in de artikelen XI.216/2, XI.216/3, XI.217, XI.217/1, XI.218/1 en XI.245/7 van het Wetboek van economisch recht).

    Elk onlinegebruik (reproductie en beschikbaar stellen aan het publiek) van een perspublicatie, door een dienstverlener van de informatiemaatschappij, moet gebeuren met de toestemming van de betrokken persuitgever. Contentaggregatoren zullen daarom licentieovereenkomsten met de persuitgevers moeten sluiten om hun publicaties geheel of gedeeltelijk te kunnen publiceren. Het nieuwe recht is evenwel niet van toepassing op het gebruik door individuele gebruikers.

    Indien een onderhandeld akkoord tussen de dienstverlener van de informatiemaatschappij en de persuitgever niet kan gevonden worden, voorziet de Belgische wetgeving bovendien in een bijzonder mechanisme voor alternatieve geschillenbeslechting. Het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie (BIPT) is inderdaad gemachtigd om een geschil te beslechten op een bindende wijze, op voorwaarde dat de partijen ten minste vooraf te goeder trouw hebben getracht om tot een overeenkomst te komen. 

    Het nieuwe recht van de persuitgevers heeft een beperkte duur en vervalt twee jaar na de publicatiedatum van de perspublicatie. De richtlijn en de Belgische wet bepalen ook dat auteurs van werken die verwerkt zijn in een perspublicatie recht hebben op een passend deel van de inkomsten die uitgevers van perspublicaties ontvangen voor het gebruik van hun perspublicaties door dienstverleners van de informatiemaatschappij.

    Teneinde de bepaling van het passend deel van de vergoeding waarop de persuitgevers recht hebben, te vergemakkelijken, voorziet de Belgische wetgeving in een transparantieplicht in hoofde van de dienstverleners van de informatiemaatschappij tegenover de persuitgevers. Zo kunnen de persuitgevers de economische waarde van hun rechten beoordelen. Dezelfde transparantieplicht is van toepassing in hoofde van de persuitgevers tegenover de van werken die verwerkt zijn in een perspublicatie.

    Nieuwe regels voor het delen van beschermde content

    De richtlijn voorziet in nieuwe regels die gelden voor de aanbieders van een onlinedienst voor het delen van beschermde content, die door de gebruikers ervan werd geüpload (artikel 17 van de richtlijn, omgezet in de artikelen XI.228/3, XI.228/5, XI.228/6, XI.228/7, XI.228/8 en XI.228/9 van het Wetboek van economisch recht). Volgens de Europese wetgever strekt deze bepaling ertoe de bestaande rechtsonzekerheid weg te nemen

    "rond de vraag of de aanbieders van dergelijke diensten handelingen verrichten die auteursrechtelijk relevant zijn en toestemming van de rechthebbenden moeten krijgen voor content die wordt geüpload door hun gebruikers […] [die] invloed heeft op de mogelijkheid voor rechthebbenden om te bepalen of, en onder welke voorwaarden, hun werken en andere materialen worden gebruikt, alsmede op hun mogelijkheid om voor dergelijk gebruik een passende vergoeding te verkrijgen" (overweging 61 van de richtlijn).

    De aanbieders van een onlinedienst voor het delen van content moeten dus toestemming krijgen van de rechthebbenden wanneer zij het publiek toegang verschaffen tot auteursrechtelijk beschermde werken of andere beschermde materialen die door hun gebruikers zijn geüpload. De Belgische wet voorziet daarbij ook in een onvervreemdbaar vergoedingsrecht voor de auteurs en naburige rechthebbenden wiens werken en prestaties worden geüpload. Zonder de toestemming van de rechthebbenden wordt de aanbieder van diensten aansprakelijk gesteld voor niet-toegestane handelingen van mededeling aan het publiek, tenzij hij kan aantonen dat hij alles in het werk heeft gesteld om de nodige toestemming te verkrijgen.

    De richtlijn en de Belgische wet verlenen ook aan de rechthebbenden de mogelijkheid om aan de aanbieders van onlinediensten voor het delen van content, kennis te geven van de niet-toegestane aanwezigheid van hun werken op hun onlinedienst. Zij kunnen daarbij ook vragen om die content te verwijderen of te blokkeren. De aanbieders van onlinediensten moeten dus prompt optreden om ervoor te zorgen dat de door de rechthebbenden geïdentificeerde content wordt verwijderd of geblokkeerd.

    Maatregelen om auteurs en kunstenaars een passende en billijke vergoeding te waarborgen

    Ten slotte omvatten de richtlijn en de Belgische wet maatregelen die moeten verzekeren dat auteurs en uitvoerende kunstenaars (acteurs, zangers, muzikanten, enz.) een passende en billijke vergoeding krijgen voor de exploitatie van hun werken en prestaties. Die maatregelen houden o.a. het volgende in:

    • een transparantieverplichting betreffende de inkomsten van de partijen aan wie zij hun rechten hebben overgedragen of in licentie gegeven (zoals producenten en uitgevers) tegenover de auteurs en uitvoerende kunstenaars (artikel 19 van de richtlijn, omgezet in de artikelen XI.167/2, XI.167/5, XI.205/2 en XI.205/5 van het Wetboek van economisch recht);
    • een succesclausule voor auteurs en uitvoerende kunstenaars indien de oorspronkelijke overeengekomen vergoeding hen niet toelaat om te delen in het onvoorziene succes van de exploitatie (artikel 20 van de richtlijn, omgezet in de artikelen XI.167/3, XI.167/5, XI.205/3 en XI.205/5 van het Wetboek van economisch recht);
    • de mogelijke terugkeer van de rechten van auteurs en uitvoerende kunstenaars (herroepingsrecht) indien hun werken en prestaties niet worden geëxploiteerd door personen met wie zij een exclusieve overeenkomst hebben gesloten (artikel 22 van de richtlijn, omgezet in de artikelen XI.167/4, XI.167/5, XI.205/4 en XI.205/5 van het Wetboek van economisch recht);
    • een mechanisme van buitengerechtelijke geschillenregeling (artikel 21 van de richtlijn); en
    • het voorzien van een vergoedingsrecht voor auteurs en uitvoerende kunstenaars ten aanzien van sommige dienstverleners van de informatiemaatschappij die als belangrijkste of een van de belangrijkste doelstellingen heeft het aanbieden van een grote hoeveelheid geluids- en/of audiovisuele werken met een winstoogmerk (artikelen XI.228/10 en XI.228/11 van het Wetboek van economisch recht).
    Laatst bijgewerkt
    27 september 2023