De wetgeving rond intellectuele eigendomsrechten op software, databanken en topografieën op halfgeleiders (chips) berust dan wel op het auteursrecht, maar het vraagstuk van creaties in dienst- of statutair verband is wel helemaal anders geregeld. Het basisprincipe is hier dat de werkgever geacht wordt de vermogensrechten op de de software, databanken en topografieën van halfgeleiderproducten te verwerven, tenzij de werkgever en de werknemer anders zijn overeengekomen. Er geldt dus een wettelijk vermoeden van overdracht van intellectuele eigendomsrechten aan de werkgever. Het is aan de werknemer om het bewijs te leveren dat het vermoeden niet speelt, bijvoorbeeld omdat het werk niet tot stand is gekomen in het kader van de arbeidsovereenkomst. Die regel geldt niet voor databanken in de culturele sector. Daar is de algemene regel van het auteursrecht (de werkgever moet de rechten via een overeenkomst verkrijgen) van toepassing.
Voor het sui-generis-databankenrecht stelt dit probleem zich minder, omdat de vermogensrechten in beginsel toekomen aan de producent, dus degene die investeert in de realisatie van de databank. Dat is in de meerderheid van de gevallen de werkgever.
Wanneer al die creaties worden gemaakt op bestelling van derden, dan zal de opdrachtgever deze intellectuele rechten enkel kunnen verwerven indien dat uitdrukkelijk in een overeenkomst (met de maker of de werkgever, naargelang het geval) werd afgesproken.