Het gebruik van illustratieve beelden (foto's, films, tekeningen, enz.) is gemeengoed geworden. Websites, elektronische nieuwsbrieven, kranten, tijdschriften, enz.: afbeeldingen zijn niet meer weg te denken uit ons dagelijks leven. Maar wees voorzichtig: voordat u bijvoorbeeld een foto van iemand maakt, moet u in principe diens toestemming vragen. Wilt u die foto's daarna publiceren op het internet, in een krant of in een tijdschrift? Dan moet u nogmaals de toestemming van de betrokkene vragen. Deze gevolgen maken deel uit van het recht op afbeelding.

Het recht op afbeelding vloeit voort uit de regelgeving ter bescherming van het privéleven en artikel XI.174 van het Wetboek van economisch recht.

Volgens deze regelgeving moet iemands toestemming worden gevraagd om zijn afbeelding vast te leggen, tentoon te stellen of te reproduceren.

Duurtijd van het recht op afbeelding

Enkel personen van wie de afbeelding kan worden herkend door andere personen en die voldoende kunnen worden geïndividualiseerd door bijvoorbeeld de weergave van hun gezicht, hun kleren, enz., kunnen zich gedurende heel hun leven beroepen op hun recht op afbeelding. Na hun overlijden blijft het recht op afbeelding twintig jaar gelden en kunnen de erfgenamen van de overledene er zich op beroepen.

Wijze waarop de toestemming wordt gegeven en personen die toestemming moeten geven

De toestemming om de afbeelding van een persoon vast te leggen, tentoon te stellen, mee te delen en te reproduceren, kan zowel mondeling als schriftelijk worden gegeven.

Ook een stilzwijgende toestemming kan volstaan, indien uit de omstandigheden ondubbelzinnig kan worden afgeleid dat de afgebeelde persoon zijn toestemming heeft gegeven

  • tot het nemen van zijn afbeelding (bv. door te poseren voor de fotograaf),
  • om zijn afbeelding tentoon te stellen (bv. wanneer de afgebeelde persoon zelf de afbeelding voor de tentoonstelling heeft gegeven) of
  • om zijn afbeelding te reproduceren.

Voor minderjarigen is de toestemming van de ouders of de voogd noodzakelijk, en zodra de afgebeelde persoon de leeftijd heeft bereikt om hier zelf over te kunnen oordelen, moet de minderjarige samen met zijn ouders of voogd deze toestemming geven.

Voor publieke personen (ministers, zangers, sportlui, enz.) wordt de toestemming voor het nemen, tentoonstellen en reproduceren van hun afbeelding vermoed, voor zover deze afbeeldingen werden gemaakt tijdens de uitoefening van hun publieke activiteit.

Door de rechtspraak en rechtsleer wordt algemeen aangenomen dat deze toestemming van een afgebeelde persoon restrictief moet worden geïnterpreteerd.

Het recht op afbeelding in het onderwijs

Het recht op afbeelding van personen, zoals hierboven beschreven, geldt eveneens in het onderwijs. Met onderwijs worden niet enkel kunstscholen bedoeld, doch ook het algemeen onderwijs, met betrekking tot de afbeeldingen van leerlingen en studenten.

De rechtsleer is immers van mening dat de uitzonderingen op het auteursrecht ten behoeve van het onderwijs, zoals bepaald in artikel XI.191/1 van het Wetboek van economisch recht, niet van toepassing zijn op het recht op afbeelding.

Laatst bijgewerkt
3 december 2020