Twee verschillende situaties kunnen aangehaald worden:

  • de goederen zijn “geheel en al” verkregen of
  • de goederen ondergingen hun laatste ingrijpende ver- of bewerking in het vermelde “land van oorsprong” (§3 van artikel 61 van het wetboek van de Unie).

De bepaling van het land van oorsprong is relatief eenvoudig wanneer een goed volledig geproduceerd of verkregen werd in een enkel land. Dat is bijvoorbeeld het geval voor agri- of horticultuurproducten.

Wanneer de basismaterialen/onderdelen die nodig zijn voor de fabricatie van een product daarentegen afkomstig zijn uit verschillende landen, kan dit problemen stellen voor het bepalen van de oorsprong van het eindproduct. De FOD Economie heeft richtlijnen uitgegeven om te helpen bij het bepalen van de oorsprong van goederen in een exportcontext.

Geheel en al verkregen

Wanneer een goed uitsluitend vervaardigd is op basis van bestanddelen van oorsprong uit één land en geen enkele verwerking of bewerking uitgevoerd werd buiten dat land, kan dat goed beschouwd worden als "geheel en al verkregen" in dat land.

De goederen die geheel en al verkregen zijn in één land hebben dat land als oorsprong.

Volgende producten zijn geheel en al verkregen uit één land:

  1. minerale producten aldaar gewonnen uit de grond, de territoriale wateren of de bodems van de zeeën of oceanen;
  2. producten van het plantenrijk geoogst in dat land;
  3. levende dieren geboren en gefokt in dat land;
  4. producten afkomstig van dieren die in dat land leven;
  5. producten van de jacht en visvangst die in dat land beoefend worden;
  6. producten van de zeevisserij en andere producten uit de zee gehaald vanaf boten van dat land;
  7. goederen verkregen aan boord van fabrieksschepen van dat land uitsluitend vanaf de producten onder 6);
  8. producten gewonnen van en uit de buiten hun territoriale wateren gelegen zeebodem of de ondergrond daarvan, voor zover dat land exclusieve ontginningsrechten heeft op deze zeebodem of ondergrond;
  9. afval en resten afkomstig van verwerkingen of bewerkingen en artikelen die niet meer in gebruik zijn, verzameld in dat land, en die enkel nog dienen voor de terugwinning van de grondstoffen;
  10. goederen die verkregen zijn in dat land uitsluitend op basis van producten bepaald in de punten 1 tot 9.

Laatste ingrijpende ver- of bewerking

Goederen waarbij twee of meer landen betrokken zijn geweest bij de vervaardiging, zijn van oorsprong uit het land waar, in een daartoe ingerichte onderneming, de laatste ingrijpende en economisch verantwoorde be- of verwerking heeft plaatsgevonden, die hetzij tot de fabricage van een nieuw product heeft geleid, hetzij een belangrijk fabricagestadium vertegenwoordigt.

Om het ingrijpende karakter van een verwerking te interpreteren in de betekenis van het principe van de “laatste ingrijpende be- of verwerking”, moet men zich baseren op de beslissingen genomen door de Europese gerechtshoven, die de EU-rechtspraak vormen:

  • HvJ EG, 26 januari 1977, aff.49/76, Gesellschaft für Überseehandel (caséine), Rec., 1977, 41
  • HvJ EG, 31 januari 1979, aff.114/78, Yoshida, Rec., 115
  • HvJ EG, 23 maart 1983, aff.162/82, Cousin e.a., Rec., 1101
  • HvJ EG, 23 februari 1984, aff.93/83, Zentrag, Rec., 1984, 1095
  • HvJ EG, 13 december 1989, aff.C-26/88, Brother International
  • HvJ EG, 8 maart 2007, aff.C-447/05 et C-448/05, Thomson et Vestel France, Rec., I-2049
  • HvJ EG, 13 december 2007, aff.C-372/06, Asda Stores
  • HvJ EG, 10 december 2009, aff.C-260/08, HEKO Industrieerzeugnisse GmbH
  • HvJ EG, 11 februari 2010, aff.C-373/08, Hoesch Metals and Alloys

Minimale bewerkingen

Handelingen die niets of weinig bijdragen aan de essentiële kenmerken of eigenschappen van goederen kunnen nooit beschouwd worden als ingrijpende be- of verwerking. Het gaat hierbij om de volgende handelingen:

  1. manipulaties voor de bewaring in goede staat van producten tijdens hun transport of opslag (ventilatie, uitspreiden, drogen, verwijderen van bedorven gedeelten en gelijkaardige handelingen) of handelingen die de verzending of het transport vergemakkelijken;
  2. eenvoudige handelingen als stofvrij maken, zeven of ziften, sorteren, klasseren, schikken, wassen, snijden;
  3. veranderen van verpakkingen, splitsen en samenvoegen van pakketten, het eenvoudig bottelen, in blikjes, flacons, zakken, etuis, dozen of blikken, op kaartjes of plankjes, en alle andere eenvoudige verpakkingshandelingen;
  4. het voorstellen van goederen in assortimenten of verzamelingen of de voorstelling voor verkoop;
  5. het aanbrengen van merken, etiketten of andere soortgelijke herkenningstekens op de producten zelf of op hun verpakkingen;
  6. het eenvoudig verzamelen van delen van producten om een volledig product samen te stellen;
  7. de demontage of wijziging van het gebruik;
  8. de combinatie van twee of meerdere handelingen onder de punten 1 tot 7.

Bijzondere gevallen bij het toekennen van de oorsprong

Er moet ook rekening gehouden worden met de volgende gevallen:

  1. Accessoires en vervangingsonderdelen
    De accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschap, die gebruikt worden met een materiaal, een machine, een toestel of een voertuig zouden beschouwd moeten worden als van dezelfde oorsprong als het materiaal, de machine, het toestel of het voertuig, voor zover ze ingevoerd zijn en er normaal samen mee verkocht worden en ze in soort en aantal overeenkomen met de normale uitrusting.
  2. Gedemonteerde goederen
    Op vraag van de uitvoerder kunnen gedemonteerde goederen die uitgevoerd zijn in verschillende zendingen omdat ze om transport- of productieredenen niet als één zending uitgevoerd konden worden, beschouwd worden als één artikel voor de oorsprongsbepaling.
  3. Verpakkingen
    Voor de oorsprongsbepaling moeten verpakkingen beschouwd worden als van dezelfde oorsprong als de goederen in de verpakking, tenzij de nationale wetgeving van het land van invoer eist dat de verpakkingen afzonderlijk aangegeven worden voor tarifaire doeleinden. In dat geval moet hun oorsprong onafhankelijk van die van de goederen bepaald kunnen worden.
  4. ”Neutrale elementen”
    Voor de oorsprongsbepaling van goederen wordt geen rekening gehouden met de oorsprong van de energieproducten, installaties, machines en gereedschap gebruikt in de loop van hun ver- of bewerking.
  5. “Major portion rule”
    Wanneer de oorsprong niet bepaald kan worden op basis van de bepalingen die eerder aangehaald werden, kan beroep gedaan worden op deze regel.
    Volgens die regel is het zo dat wanneer een goed afkomstig is van materialen (al dan niet van oorsprong) van meer dan één land, het land van oorsprong van dat goed het land is vanwaar het grootste deel van die materialen van oorsprong is, bepaald op basis van hun waarde.
    De verhoudingen kunnen gemeten worden volgens de waarde, het gewicht of het volume naargelang de aard van de bestanddelen (vast, vloeibaar, gas).
  6. “Completely knocked down” (CKD)
    Op vraag van de exporteur kan een goed, dat niet-geassembleerd geëxporteerd wordt in een of meerdere zendingen en dat geassembleerd zal worden in het land van invoer, voor de oorsprongsbepaling behandeld worden als een artikel dat geassembleerd werd in het land van uitvoer.
Laatst bijgewerkt
18 september 2020