Richtlijn 2018/2001 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare energiebronnen, zoals gewijzigd bij Richtlijn 2023/2413, legt enkele doelstellingen vast, waaronder een bindende doelstelling van 42,5 % HEB in het eindverbruik van energie in 2030 voor de Europese Unie (EU). Dat vertaalt zich in een streefdoel van 21,7 % HEB in het eindverbruik van energie voor België.

Deze doelstelling werd vastgelegd als onderdeel van het Nationaal Energie-Klimaatplan (NEKP).

Bron: FOD Economie – Algemene Directie Energie.

De berekeningsregels die worden gebruikt om het aandeel HEB in de finale energieconsumptie te bepalen, zijn in de loop van de tijd veranderd. Voor gegevens met betrekking tot 2020 en daarvoor zijn de regels van Richtlijn 2009/28 van toepassing. Voor gegevens van 2021 tot 2024 gelden de regels van Richtlijn 2018/2001. Die richtlijn legt België ook een minimumwaarde of “baseline” van 13 % op. Voor de gegevens vanaf 2025 gelden de regels van Richtlijn 2023/2413. Die richtlijn omvat een Belgische doelstelling van 21,7 % hernieuwbare energie tegen 2030.

In 2023 bedroeg het aandeel van hernieuwbare energie in de finale energieconsumptie 14,59 % (de groene stippellijn in de grafiek geeft dit “reële” aandeel HEB weer). Omdat dat aandeel boven de baseline van 13 % ligt, in tegenstelling tot 2020 en 2021, moest er geen beroep gedaan worden op aankopen van hoeveelheden energie uit hernieuwbare bronnen uit andere lidstaten om de baseline te behalen. Contracten die voor de geopolitieke crisis werden aangegaan en die nog steeds van kracht zijn, hebben België echter verplicht om energie aan te kopen. Die aankopen hebben het aandeel HEB tot 14,74 % gebracht (de volle lijn in de grafiek geeft het “officiële” aandeel HEB weer. Dat omvat het reële aandeel plus de aankopen uit andere lidstaten).

De stijging van het aandeel hernieuwbare energie sinds 2022 is niet alleen gebaseerd op de toename van het energieverbruik uit hernieuwbare bronnen (teller), maar ook op de afname van de finale energieconsumptie (noemer).

Aandeel hernieuwbare energiebronnen in de finale energieconsumptie in transport (HEB-T)

Bron: FOD Economie – Algemene Directie Energie.

De berekeningsregels die worden gebruikt om het aandeel HEB in de finale energieconsumptie te bepalen, zijn in de loop van de tijd veranderd. Voor gegevens met betrekking tot 2020 en daarvoor zijn de regels van Richtlijn 2009/28 van toepassing. Voor gegevens van 2021 tot 2024 gelden de regels van Richtlijn 2018/2001. Vanaf 2025 gebeurt de bepaling van het aandeel HEB in transport volgens Richtlijn 2023/2413 waarin het Belgisch streefdoel van 29 % HEB in transport voor 2030 is opgenomen.

In 2023 bedroeg het aandeel hernieuwbare energie in de finale energieconsumptie in transport 12,09%.

De hernieuwbare energie in transport komt voornamelijk van biobrandstoffen die zijn bijgemengd in motorbrandstoffen zoals benzine en diesel. Daarnaast wordt een beperkt deel van hernieuwbare elektriciteit gebruikt in transport, voornamelijk voor spoorwegvervoer, maar ook het wegvervoer is in stijgende lijn.

Laatst bijgewerkt
24 december 2024