Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen heeft geleid tot de vaststelling door België van een indicatief streefcijfer van 17,5 % hernieuwbare energie in de finale energieconsumptie in 2030. Deze doelstelling werd door België vastgelegd als onderdeel van de eerste versie van het Nationaal Energie-Klimaatplan (NEKP). Het NEKP wordt momenteel herzien en zal rekening moeten houden met de nieuwe globale strategieën van de Europese Commissie (Fit for 55 en RepowerEU) die de doelstelling inzake hernieuwbare energie op Europees niveau hebben aangescherpt. De nationale doelstelling zou daarom in het kader van deze oefening naar boven kunnen worden bijgesteld.
Bron: FOD Economie – Algemene Directie Energie.
Het bepalen van het aandeel HEB tot en met 2020 gebeurt volgens de berekeningsregels opgelegd door de richtlijn 2009/28. Vanaf 2021 gebeurt dit volgens de berekeningsregels opgelegd in de richtlijn 2018/2001.
In 2022 bedroeg het aandeel van hernieuwbare energie in de finale energieconsumptie 13,40 % (groene stippellijn). Dat is boven de minimumwaarde of baseline van 13 % zoals gedefinieerd in de richtlijn 2018/2001. In tegenstelling tot de 2 voorgaande jaren, moet er dus geen beroep gedaan worden op aankopen van hoeveelheden energie uit hernieuwbare bronnen uit andere lidstaten om de baseline te behalen (volle lijn geeft weer het officiële aandeel HEB. Dit omvat het reële aandeel HEB plus de aankopen uit andere lidstaten).
Aandeel hernieuwbare energiebronnen in de finale energieconsumptie in transport (HEB-T)
Bron: FOD Economie – Algemene Directie Energie.
Het bepalen van het aandeel HEB in transport tot en met 2020 gebeurt volgens de berekeningsregels opgelegd door de richtlijn 2009/28. Vanaf 2021 gebeurt dit volgens de berekeningsregels opgelegd in de richtlijn 2018/2001, waarin ook het streefcijfer van 14 % in 2030 werd vastgelegd.
In 2022 bedroeg het aandeel hernieuwbare energie in de finale energieconsumptie in transport 10,23 %. De daling tegenover 2020 is het gevolg van een wijziging van de opgelegde berekeningsregels.
De hernieuwbare energie in transport is voornamelijk afkomstig van de bijgemengde biobrandstoffen in de motorbrandstoffen (benzine en diesel). Daarnaast wordt een beperkt deel van hernieuwbare elektriciteit gebruikt in transport (hoofdzakelijk spoorwegvervoer).