Het Internationaal Fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie (IOPCF) maakt deel uit van een internationaal stelsel van aansprakelijkheid en vergoeding voor schade die het gevolg is van lozingen van persistente koolwaterstoffen afkomstig uit tankschepen.

De overeenkomst van 1971 ligt aan de oorsprong van de oprichting van het Fonds. Om de maximale vergoedingen op te trekken werd het Fonds van 1971 aangevuld door de overeenkomsten van 1992 en het protocol van 2003, die respectievelijk het Fonds van 1992 en het Bijkomend Fonds in het leven riepen. Het Fonds van 1971 is sinds 2002 niet meer van kracht.

Het IOPCF is bijgevolg samengesteld uit het Fonds van 1992 en het Bijkomend Fonds, die verschillende maximale vergoedingen hanteren en niet dezelfde lidstaten hebben.

Vergoedingsbedragen van het IOPCF

Het maximale bedrag dat het Fonds van 1992 uitkeert voor een incident dat zich na 1 november 2003 heeft voorgedaan, loopt op tot 203 miljoen bijzondere trekkingsrechten (BTR) op het Internationaal Monetair Fonds, wat neerkomt op ongeveer 214 miljoen euro.

Het totale vergoedingsbedrag dat beschikbaar is voor een schadegeval dat zich in een lidstaat van het Bijkomend Fonds heeft voorgedaan, is 750 miljoen BTR of ongeveer 792 miljoen euro.

Financiering van Fonds van 1992 en van het Bijkomend Fonds

Het Fonds van 1992 en het Bijkomend Fonds worden gefinancierd door de bijdragen die van elke persoon worden geïnd die tijdens een kalenderjaar meer dan 150.000 ton ruwe olie en zware stookolie in een lidstaat ontvangen heeft..

Berekening van de bijdragen

De bijdragen worden vastgelegd op basis van de verslagen over de hoeveelheden koolwaterstoffen die de verschillende bijdrageplichtigen hebben ontvangen.

De Algemene Directie Energie deelt elk jaar de naam en het adres van alle bijdrageplichtigen in België aan de administrateur van het Fonds van 1992 en van het Bijkomend Fonds mee, alsook aanwijzingen over de hoeveelheden koolwaterstoffen die elk van deze personen hebben ontvangen.

De wijze waarop de verslagen door de bijdrageplichtigen moeten worden opgemaakt en aan de Algemene Directie Energie moeten worden meegedeeld, is vastgelegd in het koninklijk besluit van 22 mei 2006.

Betaling van de bijdragen

De jaarlijkse bijdragen worden door het Fonds van 1992 geïnd om de voorziene vergoedingen te kunnen betalen en het hoofd te kunnen bieden aan de administratieve uitgaven van het komende jaar. Elke bijdrageplichtige moet een bepaald bedrag per ontvangen ton bijdrageplichtige koolwaterstoffen storten. Het te heffen bedrag wordt elk jaar door de Algemene Vergadering vastgelegd en kan dus naar gelang van het jaar aanzienlijk schommelen.

Zodra de Vergadering het te heffen bedrag bij wijze van jaarbijdrage heeft bepaald, zendt de administrateur een factuur aan elke bijdrageplichtige. Er bestaat een systeem van uitgestelde facturatie: de Algemene Vergadering legt het totale bedrag van de bijdragen voor een gegeven kalenderjaar vast maar beslist dat enkel een – te bepalen – lager totaal bedrag moet worden gefactureerd voor betaling op 1 maart van het daarop volgende jaar en dat het saldo of een deel ervan indien nodig later in de loop van het jaar moet worden gefactureerd.

De bijdragen worden door elke bijdrageplichtige rechtstreeks in het Fonds van 1992 gestort.

Regelgeving met betrekking tot het IOPCF

De internationale regeling inzake vergoeding van schade door verontreiniging door koolwaterstoffen berust momenteel op twee internationale verdragen en één protocol:

  • het Verdrag van 1992 inzake de burgerlijke aansprakelijkheid,
  • het Verdrag van 1992 tot oprichting van het Fonds, en
  • het Protocol van 2003 tot oprichting van het Bijkomend Fonds.

Het Verdrag van 1992 inzake de burgerlijke aansprakelijkheid regelt de aansprakelijkheid van de eigenaars van schepen voor schade veroorzaakt door verontreiniging met koolwaterstoffen. Het gaat uit van het principe van hun objectieve aansprakelijkheid en voert een systeem van verplichte aansprakelijkheidsverzekering in. De eigenaar van een schip heeft het recht zijn aansprakelijkheid te beperken tot een bedrag dat op de tonnenmaat van het schip gebaseerd is.

Het Verdrag van 1992 tot oprichting van een internationaal fonds verzekert een tweede vergoedingsniveau, gefinancierd door degenen die de koolwaterstoffen ontvangen die op zee werden vervoerd naar de Staten die partij bij het Verdrag zijn.

Het Protocol van 2003 tot oprichting van het Bijkomend Fonds zorgt voor een bijkomende schadevergoeding bovenop het bedrag van de vergoeding die beschikbaar is krachtens het Verdrag van 1992 tot oprichting van het Fonds.

Omzetting van het IOPCF in Belgisch recht

Al die internationale handelingen werden door België geratificeerd en in nationaal recht omgezet via volgende wetten:

Het Verdrag van 1992 inzake de burgerlijke aansprakelijkheid werd geratificeerd door de wet van 10 augustus 1998 houdende instemming met het Protocol van 1992 tot wijziging van het Internationaal Verdrag van 1969.

Het Verdrag van 1992 tot oprichting van het Fonds voor werd geratificeerd door de wet van 10 augustus 1998 houdende instemming met het Protocol van 1992 tot wijziging van het Internationaal Verdrag van 1971.

Het Protocol van 2003 tot oprichting van het Bijkomend Fonds door de wet van 6 oktober 2005 houdende instemming met en uitvoering van het Protocol van 2003 bij het Internationaal Verdrag van 1992 ter oprichting van een Internationaal Fonds voor vergoeding van schade.

Laatst bijgewerkt
24 juli 2019