Table of Contents
Elke elektrische installatie moet voldoen aan de veiligheidsvoorschriften vastgelegd in het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties, goedgekeurd bij koninklijk besluit van 8 september 2019.
Het gaat onder meer om:
- de technische regels waaraan elektrische installaties moeten voldoen;
- de maatregelen die moeten worden genomen om de elektrische risico's te beperken of te verminderen, ter bescherming van personen en goederen.
Wat zijn uw plichten als eigenaar, beheerder of uitbater van een niet-huishoudelijke elektrische installatie?
De eigenaar, beheerder of uitbater van een niet-huishoudelijke elektrische installatie is verantwoordelijk voor het onderhouden van die installatie. Hij moet ook de gelijkvormigheidscontroles en controlebezoeken laten uitvoeren door een erkend controleorganisme (PDF, 271.47 KB).
Voor elektrische installaties op hoogspanning worden ook regelmatig routinebezoeken gepland door de eigenaar, beheerder of uitbater van de elektrische installatie.
De eigenaar, beheerder of uitbater houdt een dossier van de elektrische installatie bij. Dit dossier is beschikbaar voor iedereen die dit wil raadplegen.
Het bevat onder andere:
- de schema's van de elektrische installatie;
- de controleverslagen voor de elektrische installatie opgesteld door een erkend controleorganisme,
- de eventuele berekeningsnota's,
- de gelijkvormigheidsverklaringen van het elektrische materieel ...
De eventuele huurder bewaart een kopie van dit dossier. Dit dossier wordt aan elke nieuwe eigenaar, beheerder of uitbater van de elektrische installatie overgemaakt.
Waar vindt u de veiligheidsvoorschriften voor niet-huishoudelijke elektrische installaties?
Boek 1, Boek 2 en Boek 3 van het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties, goedgekeurd bij koninklijk besluit van 8 september 2019, bevatten de veiligheidsvoorschriften waaraan niet-huishoudelijke elektrische installaties moeten voldoen:
- Boek 1 - Installaties op laagspanning en op zeer lage spanning;
- Boek 2 - Installaties op hoogspanning;
- Boek 3 - Installaties voor transmissie en distributie van elektrische energie
De boeken zijn van toepassing op de niet-huishoudelijke elektrische installaties waarvan de uitvoering, wijziging of uitbreiding werd of wordt aangevangen vóór of na 1 juni 2020.
Wie zijn de bevoegde ministers?
De veiligheidsvoorschriften waaraan de niet-huishoudelijke elektrische installaties moeten voldoen, zijn de bevoegdheid:
- van de minister die energie onder zijn bevoegdheid heeft voor niet-huishoudelijke elektrische installaties, behalve de installaties die zich bevinden in ofwel inrichtingen die zijn ingedeeld als gevaarlijk, ongezond of hinderlijk, ofwel inrichtingen die personeel in dienst hebben overeenkomstig de bepalingen van artikel 2 van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk,
- van de minister die het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk onder zijn bevoegdheid heeft voor installaties die zich bevinden in inrichtingen die zijn ingedeeld als gevaarlijk, ongezond of hinderlijk, ofwel inrichtingen die personeel in dienst hebben overeenkomstig de bepalingen van artikel 2 van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk.
Wat met elektrische installaties van een residentieel geheel?
De gemeenschappelijke delen en de technische lokalen van een residentieel geheel worden beschouwd als niet-huishoudelijke installaties. Sommige veiligheidsmaatregelen van huishoudelijke installaties zijn van toepassing op de gemeenschappelijke delen, zoals bijvoorbeeld: de bescherming tegen elektrische schokken door onrechtstreekse aanraking, de aardverbinding, de schema’s, plannen en documenten, de markering ven elektrische borden…
Wat met elektrische installaties op de arbeidsplaatsen?
De Codex over het welzijn op het werk, vastgelegd in Boek III, titel 2, bevat de voorschriften waaraan de elektrische installaties op de arbeidsplaatsen eveneens moeten voldoen.
Die voorschriften behoren tot de bevoegdheid van de minister die het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk onder zijn bevoegdheid heeft.
Wat gebeurt er als de niet-huishoudelijke elektrische installatie werd uitgevoerd vóór 1 juni 2020 bij het controlebezoek?
Wanneer de niet-huishoudelijke elektrische installatie werd uitgevoerd vóór 1 juni 2020 gelden er bijzondere bepalingen.
Die bepalingen zijn van toepassing op:
- elke niet-huishoudelijke elektrische installatie of deel van een niet-huishoudelijke elektrische installatie (een zogenaamde oude niet-huishoudelijke installatie) waarvan de uitvoering ter plaatse is aangevangen:
- ten laatste op 1 oktober 1981 voor de elektrische installaties van de inrichtingen die geen elektriciteitsdienst hebben die bestaat uit gewaarschuwde (BA4) of bevoegde (BA5) personen;
- ten laatste op 1 januari 1983 voor de andere installaties;
- elke niet-huishoudelijke elektrische installatie of deel van een niet-huishoudelijke elektrische installatie (een zogenaamde niet-huishoudelijke installatie oud AREI) waarvan de uitvoering ter plaatse is aangevangen op of na 1 oktober 1981 of 1 januari 1983 en die werd onderworpen aan een gelijkvormigheidsonderzoek overeenkomstig het oude Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties.
Het oude Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties (het oude AREI) verwijst naar het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties, goedgekeurd bij koninklijke besluiten van 10 maart 1981 en 2 september 1981.
De eerste controle - volgens Boek 1, 2 of 3 - van een elektrische installatie, die door een erkend controleorganisme werd gecontroleerd op basis van het oude AREI, moet worden uitgevoerd binnen de termijn die wordt opgegeven in het laatste verslag dat volgens de voorschriften van het oude AREI is opgesteld.
Wanneer voor een elektrische installatie, die door een erkend controleorganisme werd gecontroleerd op basis van het oude AREI, inbreuken op het oude AREI worden vastgesteld, moet de eigenaar, beheerder of uitbater van de elektrische installatie die inbreuken verhelpen.
De boeken bevatten bepalingen die afwijken van de veiligheidsvoorschriften voor niet-huishoudelijke elektrische installaties uitgevoerd vóór 1 juni 2020.
Met betrekking tot oude niet-huishoudelijke installaties die niet volgens het oude AREI zijn gecontroleerd:
- voor de elektrische installaties van ruimten waar geen personen tewerkgesteld zijn bedoeld in artikel 2 van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, zijn Boek 1 en Boek 2 in de volgende gevallen van toepassing:
-
- bij een wijziging of uitbreiding van de elektrische installatie;
- in geval van een controleverplichting opgelegd door een andere bevoegde instantie dan de federale overheidsdienst die bevoegd is voor energie (bijv. bij huur).
- voor inrichtingen die zijn ingedeeld als gevaarlijk, ongezond of hinderlijk en voor inrichtingen waar personeel tewerkgesteld wordt overeenkomstig de bepalingen van artikel 2 van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, zijn Boeken 1, Boek 2 en Boek 3 niet van toepassing. De Codex over het welzijn op het werk, vastgelegd in Boek III, titel 2, bevat de voorschriften waaraan deze elektrische installaties moeten voldoen.
Wat gebeurt er als uw niet-huishoudelijke elektrische installatie werd uitgevoerd vanaf 1 juni 2020 bij het controlebezoek?
Boek 1 bevat bepalingen die afwijken van de veiligheidsvoorschriften voor niet-huishoudelijke elektrische installaties waarvan de uitvoering ter plaatse was aangevat vanaf 1 juni 2020 en die het voorwerp hebben uitgemaakt van een gelijkvormigheidscontrole vóór de ingebruikname overeenkomstig hoofdstuk 6.4.
Moet ik een elektrisch ongeval melden?
Elk ongeval waarvan personen het slachtoffer zijn en dat rechtstreeks of onrechtstreeks te wijten is aan de aanwezigheid van elektrische installaties, moet worden gemeld aan de Algemene Directie Energie van de FOD Economie.
Om een ongeval aan te geven, gebruik onze online toepassing
Notificatie van een elektrisch ongeval
Elk elektrisch ongeval met betrekking tot elektrische installaties op arbeidsplaatsen moet eveneens worden aangegeven bij de FOD Werkgelegenheid en Arbeid.
In dat geval verwijzen we naar de voorschriften van de Codex over het welzijn op het werk.
Enkele definities
Worden als niet-huishoudelijke elektrische installatie beschouwd (gewoonlijk niet-huishoudelijke installatie genoemd):
- de gemeenschappelijke delen en de technische lokalen van een residentieel geheel;
- elke andere elektrische installatie die niet beantwoordt aan de definitie van een elektrische huishoudelijke installatie.
We verstaan onder:
Huishoudelijke elektrische installatie (gewoonlijk huishoudelijke installatie genoemd):
een elektrische installatie ondergebracht in een wooneenheid of een ruimte die geen deel uitmaakt van een regime van mede-eigendom en bestemd voor privégebruik (d.w.z. een ruimte die niet voor activiteiten van een onderneming wordt gebruikt).
Wooneenheid:
een huis of een appartement dat als woning dient voor een of meerdere personen die in familieverband of als gemeenschap leven.
Residentieel geheel:
een geheel van wooneenheden, van gemeenschappelijke delen en van technische lokalen.
Gemeenschappelijke delen van een residentieel geheel:
de lokalen van een residentieel geheel andere dan de wooneenheden en de technische lokalen; het betreft onder andere de gangen, de trappenhuizen, de tuinen, de parkings, …
Technische lokalen van een residentieel geheel:
lokalen specifiek aan het technisch beheer van het residentieel geheel zoals de stookplaats, het machinewerk van liften, ...
Contact
FOD Economie
Algemene Directie Energie
Hoog toezicht energie-infrastructuur en -producten
Tel.: 0800 120 33 (gratis nummer)
E-mail: gas.elec@economie.fgov.be
FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg
Algemene contactgegevens
Tel.: 02 233 41 11
E-mail: fod@werk.belgie.be