In artikel 11 van de Verordening betreffende maatregelen tot veiligstelling van de gasleveringszekerheid worden drie crisisniveaus gedefinieerd. In elke fase kunnen specifieke maatregelen genomen worden (zoals opgenomen in het noodplan) door de verantwoordelijke actoren om in te spelen op het (dreigende) aardgastekort.

Niveau van vroegtijdige waarschuwing

Dat niveau treedt in werking als er concrete, ernstige en betrouwbare informatie is dat zich een gebeurtenis kan voordoen die de gasleveringssituatie aanzienlijk kan doen verslechteren en kan leiden tot het ontstaan van een alarm- of een noodsituatieniveau.

Alarmniveau

Dat niveau treedt in werking als er een verstoring van de gaslevering of een uitzonderlijk hoge vraag naar gas is, die de gasleveringssituatie aanzienlijk verslechtert, maar de markt nog in staat is die verstoring of vraag op te vangen zonder gebruik te moeten maken van niet-marktgebaseerde maatregelen.

Noodsituatieniveau

Dat niveau treedt in werking als er een uitzonderlijk hoge vraag naar gas is, de gaslevering aanzienlijk verstoord is, of de gasleveringssituatie aanzienlijk verslechterd is, en alle relevante marktgebaseerde maatregelen zijn toegepast.  Toch volstaat de gaslevering niet om aan de resterende gasvraag te voldoen en moet er dus bijkomend ook niet-marktgebaseerde maatregelen worden genomen, met name om gasleveringen aan beschermde afnemers veilig te stellen.

Laatst bijgewerkt
14 maart 2022