Table of Contents
Langzamere groei van de totale factorproductiviteit
In 2022 vertraagde de groei van de totale factorproductiviteit (TFP) in België enigszins (+1,1 %) na een opmerkelijke prestatie in 2021 (+4,2 %), die werd veroorzaakt door de aanzienlijke dip van 2020 (-6,0 %) na de gezondheidscrisis.
In 2022 boekte Nederland (+2,1 %) een hogere TFP-groei dan zijn buurlanden, gevolgd door Frankrijk (+1,3 %), België (+1,1 %) en Duitsland (+0,6 %).
Op lange termijn vertoont de groei van de totale factorproductiviteit in België, net als in alle andere geavanceerde economieën, een constante daling. De daling is echter meer uitgesproken in België dan in andere EU-landen.
Volgens een studie van het IMF weerspiegelt die vertraging van de TFP-groei, die alle landen gemeen hebben, een algemene neerwaartse trend sinds de wereldwijde financiële crisis van 2008-2009, die de TFP via drie belangrijke kanalen heeft beïnvloed.
Ten eerste speelde de aanscherping van de financiële voorwaarden tijdens de crisis in september 2008, toen de multinationale investeringsbank Lehman Brothers omviel, een belangrijke rol. Ondanks de aanzienlijke versoepeling van het monetaire beleid die daarop volgde, zagen bedrijven, vooral kleine en middelgrote, hun toegang tot krediet beperkt. Dat heeft hen ontmoedigd om te investeren, met name in immateriële activa zoals onderzoek en ontwikkeling, die essentieel zijn voor het verhogen van de TFP. De financiële crisis, maar ook de hausse die eraan voorafging, beïnvloedde de allocatie van kapitaal, waardoor het werd omgebogen naar de minst productieve bedrijven ten koste van de meest productieve, vooral in bepaalde Europese landen.
Anderzijds lijken de ontwikkelde landen te maken te hebben met een vicieuze cirkel waarin een zwakke geaggregeerde vraag, zwakke investeringen en een trage verspreiding van nieuwe technologieën de neiging hebben om elkaar te voeden: zwakke verkopen ontmoedigen bedrijven om te investeren, maar nieuwe technologieën verspreiden zich via aankopen van kapitaalgoederen; de verwachting van een vertraging van de technische vooruitgang drukt op zijn beurt de vraag en vooral de investeringen (Blanchard et al. 2015).
Ten derde kan de hoge onzekerheid over de economische vooruitzichten en het economisch beleid de TFP-groei verder hebben gedrukt door investeringen met een hoog risico en dus een hoog rendement te drukken. Die verschillende invloeden van de wereldwijde crisis op de TFP-groei zullen waarschijnlijk afzwakken naarmate de crisis wegebt; ze zijn echter nog steeds actief (hysterese-effecten: de TFP-groei op lange termijn blijft afzwakken, ook al is de schok die deze veroorzaakte verdwenen), vooral in continentaal Europa.
Afgezien van de negatieve invloed op de arbeidsproductiviteit kan de trendmatige inkrimping van de groei van de TFP ook een geringer innovatievermogen verraden. Hogere O&O-uitgaven die onvoldoende uitmonden in een echte creatie van nieuwe rendabele producten, gekoppeld aan een relatief beperkte innovatie in de productie van goederen, kunnen gedeeltelijk een verklaring daarvoor vormen.
De uitgaven voor intellectuele eigendomsrechten, die een hoog groeipotentieel bevatten, namen in 2021 toe (+2,6 % op jaarbasis), na een groei tijdens de coronacrisis (+1,9 %), in tegenstelling tot de klassieke fysieke investeringen.
Die uitgaven fungeren als productiefactor en als innovatiemotor door hun impact op korte termijn op het productiepeil en hun impact op lange termijn op de economische groei via de accumulatie van kapitaal en van de totale factorproductiviteit. Ze bedroegen 20,9 % van de totale vaste activa in 2021 (waarvan 13,2 % voor O&O en 7,2 % voor software & databases).
Bijdrage aan de groei van de arbeidsproductiviteit
Een analyse van de componenten die de arbeidsproductiviteit (bbp/uur) beïnvloeden, wijst op een verzwakking van de TFP op lange termijn. In België droeg de TFP in de periode 2010-2014 24 % bij aan de gemiddelde groei van de arbeidsproductiviteit, tegenover 31 % voor niet-ICT-kapitaal en 45 % voor ICT-kapitaal. In de periode 2015-2019 zal de bijdrage echter dalen tot gemiddeld 12 %, in tegenstelling tot de grotere bijdragen van niet-ICT-kapitaal (42 %) en ICT-kapitaal (46 %).
Voor onze belangrijkste buurlanden is de bijdrage van de TFP aan de arbeidsproductiviteit overheersend in de periode 2010-2019. Duitsland springt eruit met een TFP-bijdrage (85,5 %) die prevaleert boven de kapitaalintensivering (ICT-kapitaal en niet-ICT-kapitaal met 16,5 %). De invloed van de TFP is relatief groot in Frankrijk en Nederland, waar deze respectievelijk 47,0 % en 42,0 % bedraagt. Aan de andere kant is de invloed zeer zwak in België, zo’n 19,4 % vergeleken met 80,6 % voor kapitaalintensiviteit.