Table of Contents
Na het verlies van zijn plaats onder de innovatieleiders loopt België nu op kop bij de groep “sterke innovatoren”.
Het European Innovation Scoreboard (EIS) geeft een vergelijkende analyse van de prestaties op het vlak van wetenschappelijk onderzoek en innovatie van de lidstaten van de EU, andere Europese landen en naburige regio’s. Er wordt een rangschikking opgesteld op basis van de globale innovatie-index die de geëvalueerde landen behaald hebben. Die globale index bestaat uit 32 indicatoren die gegroepeerd worden onder 12 dimensies, zoals:
- human resources,
- digitalisering,
- het gebruik van informatietechnologie.
De editie 2024 van het EIS laat geen verandering in de top 5 zien ten opzichte van de editie 2023. Wel verbeteren de eerste en de tweede van de groep hun score: Denemarken (+0,06 pp) en Zweden (+0,28 pp). Daarentegen halen de volgende drie een lagere score: Finland (-5,03 pp), Nederland (-1,26 pp) en België (-0,44 pp). Ons land verlaat met een globale score van 136,0 % in 2024 de groep van “innovatieleiders” en neemt nu de leiding van de groep van “sterke innovatoren”. Deze achteruitgang is grotendeels te verklaren door het feit dat België dicht bij de gehanteerde grenswaarde van de prestatiegroepen ligt. De drie indicatoren met de meest negatieve impact op de Belgische score, met een daling van 2 tot 5 punten tussen 2023 en 2024, zijn: de innovatie-uitgaven buiten O&O, de ontwikkeling van milieutechnologie, en de arbeidsmobiliteit van de human resources in wetenschap en technologie.
Het EIS toont de sterktes en zwaktes van de nationale innovatiestelsels, zodat de landen zien welke domeinen aan bod komen voor groei en verbetering. In 2023 komt België op:
- De 1e plaats voor twee specifieke indicatoren:
- innovatie-uitgaven per werkende (gedeelde 1e plaats met Zweden en Ierland),
- kmo’s die innovaties aanbrengen in het werkingsproces van de onderneming (gedeelde 1e plaats met Griekenland en Cyprus),
- De 2e plaats voor twee specifieke indicatoren:
- rechtstreekse en onrechtstreekse steun van de regering aan O&O van de ondernemingen,
- O&O-uitgaven van de ondernemingen,
- De 3e plaats voor innoverende kmo’s die met andere bedrijven samenwerken.
Om daarnaast de steun voor O&O en innovatie te verbeteren en een grotere impact te bewerkstelligen op de positie van ons land in het European Innovation Scoreboard, moeten er inspanningen geconcentreerd worden op de volgende indicatoren:
Mobiliteit van de human resources in wetenschap en technologie (HRWT)
De geografische mobiliteit van HR in wetenschap en technologie wordt algemeen beschouwd als een troef voor wetenschappers:
- zo kunnen ze nieuwe ervaringen opdoen,
- hun kennis vergroten,
- hun netwerk uitbreiden,
- zich meten met de concurrentie,
kortom, kunnen ze hun wetenschappelijk profiel verbeteren (“Researchers on the move: The impact of brain circulation”, OESO, 2013).
De mobiliteit van de HRWT is dan ook een belangrijke factor in de verspreiding van kennis in de hele economie. Vanuit het standpunt van de arbeidsmarkt biedt mobiliteit een efficiënte verdeling van het werk tussen de sectoren. Een geringe mobiliteit van de RHST binnen en tussen sectoren kan de afstemming van vraag en aanbod van werk bemoeilijken. Een sterkere mobiliteit van de werknemers lijkt daarnaast samen te gaan met een groei van de multifactorproductiviteit (OESO, 2004 « Politiques de la science et de l’innovation: principaux défis et opportunités »).
Stand van zaken
Terwijl Litouwen (van de 12e naar de 1e plaats) en Cyprus (van de 6e naar de 3e plaats) gestegen zijn in de rangschikking van de indicator arbeidsmobiliteit van de HRWT tussen 2018 en 2024, zakte België van de 7e plaats naar de 18e plaats op 27 landen (NL: 2e naar 7e, DE: 4e naar 6e,en FR: 15e naar 10e).
Hindernissen
De Conseil des recteurs et rectrices (CRef) en de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR), die de elf universiteiten van België vertegenwoordigen, wezen tijdens de tweede editie van het Forum VLIR-CRef in februari 2023 op de hindernissen voor internationale mobiliteit, namelijk:
- de administratieve behandeling van de mobiliteit van de HRWT bij de federale en gewestelijke instanties neemt nog steeds te veel tijd in beslag,
- de coördinatie en de communicatie tussen de verschillende betrokken diensten moet van de regering beter verlopen,
- de behandeling van visumaanvragen kan optimaler gebeuren,
- de rechtszekerheid van de buitenlandse vorsers moet herbekeken worden.
Intellectuele eigendom
Intellectuele eigendom duidt op creaties van de menselijke geest die bij wet beschermd zijn, bijvoorbeeld met octrooien, auteursrechten en geregistreerde merken, waardoor auteurs erkenning of financieel voordeel kunnen halen uit hun uitvindingen of creaties. Bij die creaties van de menselijke geest kan het handelen om:
- uitvindingen;
- literaire en artistieke werken;
- tekeningen en modellen;
- emblemen, namen en beelden;
Intellectuele eigendom is een krachtig middel voor groei en voor duurzame ontwikkeling, die als een katalysator werkt voor nieuwe jobs, economische ontwikkeling en sociale vitaliteit. (WIPO, 2023).
Stand van zaken
De indicator van het EIS voor de intellectuele eigendom geeft aan dat België zich op de 15e plaats bevond in 2018 en slechts twee plaatsen vooruitging in 2024 (DE: 5e naar 6e, FR: 14e naar 16e, NL: 9e naar 8e).
Uit een studie bleek dat slechts 3 % van de Belgische ondernemingen een intellectueel eigendomsrecht (IER) verkregen heeft tussen 2010 en 2019 (“Econometrische analyse van het gebruik van systemen ter bescherming van intellectuele eigendom in België”, Katholieke Universiteit Leuven en studiebureau IDEA Consult, 2022).
Hindernissen
De voornaamste belemmeringen zijn:
- het gebrek aan kennis over IER,
- de kosten die als te hoog beschouwd worden,
- het gebrek aan middelen van de kmo’s.
(Kitching & Blackburn, 1998; Burrone, 2005; Nikzad, 2015; EUIPO, 2019).
Om die belemmeringen op te heffen, werden recent verschillende initiatieven gelanceerd op Europees niveau, met name:
- het strategisch plan 2023 van het EOB,
- het strategisch plan 2025 van het EUIPO,
- de kmo-strategie van de Europese Commissie (EC, 2020).
Uitvoer van medium- en high-techproducten
De indicator voor de uitvoer van medium- en high-techproducten meet het technologisch concurrentievermogen van de Europese Unie, dat wil zeggen het vermogen om de resultaten van O&O en van innovatie op de internationale markten te commercialiseren. Dit weerspiegelt tevens de productspecialisatie per land. De creatie, exploitatie en commercialisatie van nieuwe technologieën zijn essentieel voor het concurrentievermogen van een land in de moderne economie. Medium- en high-techproducten zijn essentiële motoren voor de economische groei, de productiviteit en het welzijn, en ze vormen over het algemeen een bron van goed betaalde jobs met een hoge toegevoegde waarde.
Stand van zaken
Tussen 2018 en 2024 steeg ons land van de 15e naar de 13e plaats op 27 landen (DE: 1e naar 4e, FR: 5e naar 11een NL: 14e naar 14e). Ondanks de toename van onze uitvoer van medium en hightechproducten, voornamelijk dankzij de farmaceutische sector en de productie van vaccins tegen COVID-19, blijft België achter op Duitsland en Frankrijk.
Hindernissen
Een van de essentiële voorwaarden voor de productie van high-techproducten is de aanwezigheid van geschoolde arbeidskrachten in het technologisch segment (“Employment and Social Developments in Europe - ESDE, EC, 2023”). Het gemiddelde van de Europese Unie (EU27) wat betreft gediplomeerden van het hoger onderwijs in wetenschappen, wiskunde, informatica, ingenieur, verwerkende nijverheid en productie per 1000 inwoners van 20 tot 29 jaar steeg van 19,7 in 2018 naar 21,9 in 2021 (laatste gegevens niet beschikbaar). Die stijging is gedeeltelijk het resultaat van inspanningen die gedaan werden in een groot aantal landen, waaronder België (14,0 naar 16,4). Niettemin ligt het peil in ons land onder het gemiddelde van de EU27, Duitsland (20,1 naar 24,0) en Denemarken (23,3 naar 26,1).
Milieutechnologie
Eco-innovatie wordt gedefinieerd als: "The production, assimilation or exploitation of a product, production process, service or management or business methods that is novel to the organization (developing or adopting it) and which results, throughout its life cycle, in a reduction of environmental risk, pollution and other negative impacts of resources use (including energy use) compared to relevant alternatives" (Measuring eco-innovation » Kemp, Pearson, 2007).
Milieutechnologieën vormen vandaag ware beleids- en concurrentietroeven voor firma’s, want zij kunnen daarmee de effecten van hun activiteiten op het milieu controleren, de risico’s voor hun reputatie beperken en bijkomende kosten vermijden. Volgens recente studies kan de ontwikkeling van groene technologieën de CO2-uitstoot op lange termijn terugdringen (Mongo, Belaid, Ramdani, 2021).
De indicator “aantal milieutechnologieën” meet de innovatieve activiteit op basis van octrooigegevens (OECD Green Growth database). Deze cijfers moeten echter omzichtig geïnterpreteerd worden, want niet alle uitvindingen en innovaties worden geoctrooieerd. Bovendien geeft het loutere aantal octrooien niet aan hoe belangrijk deze zijn en wat hun relatieve impact is.
Stand van zaken
Als men kijkt naar het aantal octrooien voor milieutechnologie die werden ingediend bij het EOB, dan ziet men dat België op de 21e plaats stond in 2018 en een 14e plaats haalt in 2023 en in 2024. De rangschikking van de belangrijkste handelspartners van België verbeterde tussen 2023 en 2024 (DE: 3e naar 2e, FR: 8e naar 6e en NL: 15e naar 13e).
Hindernissen
Vier factoren zouden aan de oorsprong van de Belgische resultaten liggen (Aghion, Hemous et Veugelers, 2009):
- Een eerste factor is wat economen “environmental externalities” noemen. Dat houdt in dat producenten, die naar winstmaximalisatie streven, bij hun productie- en investeringskeuzes geen rekening hoeven te houden met de schade die ze aan het klimaat toebrengen. Zij hebben er in dat opzicht geen enkel belang bij om op korte termijn hun vervuiling terug te dringen en op eigen houtje te innoveren.
- Een tweede factor is wat men “knowledge externalities” noemt: in een situatie van laisser-faire zijn ondernemingen geneigd hun innovatie-inspanningen te richten op sectoren waarin zij reeds over een technologisch voordeel beschikken. Meestal gaat het daarbij om CO2-uitstotende sectoren.
- Ten derde wordt innovatie vaak afgeremd door een probleem van “appropriability”: ondernemingen zijn terughoudend om de innoveren als ze niet ten volle van de financiële voordelen van hun ontdekkingen kunnen profiteren. Dat effect kan een grote rol spelen voor groene technologieën, die bijzonder complex zijn en die cumulatieve processen impliceren die aanzienlijke voordelen kunnen bieden. De nieuwe milieutechnologieën lopen dan ook het gevaar onvoldoende beschermd te worden door het traditionele octrooirecht als dit niet versterkt wordt door bijkomende appropriation-mechanismen.
- Een vierde hindernis voor de innovatie ligt tot slot in de moeilijke toegang tot adequate financiering door falende financiële markten. Dit probleem is des te groter voor milieu-innovaties, omdat deze vanuit technisch oogpunt bijzonder riskant zijn, vooral dan als het om de meest radicale innovaties gaat. Er bestaan bovendien grote risico’s om deze op de markt te brengen door de momenteel onzekere marktvoorwaarden. De bijkomende technische en commerciële onzekerheden wegen zwaar op de eerste ontwikkelingsfases.