Table of Contents
De inflatie is sterk vertraagd in 2023
De totale inflatie, gemeten op basis van de geharmoniseerde index der consumptieprijzen (GICP), bedroeg 2,3 % in 2023 in België. Dit is een sterke vertraging van de inflatie ten opzichte van het voorgaande jaar (10,3 %). Sinds de tweede helft van 2021 bleef de totale inflatie in België elk kwartaal stijgen tot eind 2022. In de loop van 2023 daalde de totale inflatie voortdurend, van 5,9 % in het eerste kwartaal tot -0,6 % in het vierde kwartaal.
De inflatie volgens productgroep
De daling van de totale inflatie is te verklaren door de scherpe daling van de prijzen van energieproducten. De jaar-op-jaar prijsdaling van energetische producten bedroeg 28,4 % in 2023 na een stijging van 57,9 % in 2022.
In de andere productcategorieën daarentegen klom de inflatie in 2023 tot historisch hoge niveaus. Voor levensmiddelen is de inflatie gestegen naar gemiddeld 12,7 % in 2023. Nooit eerder was de inflatie voor deze productcategorie zo hoog. Vanaf het tweede kwartaal vertraagde de prijsstijging echter (door lagere prijzen op de internationale markten en minder druk op de inputprijzen) en kwam uit op 8,3 % in het laatste kwartaal 2023. De prijzen van niet-energetische industriële goederen stegen met 5,4 % (ten opzichte van +4,2 % in 2022) en de prijzen van de diensten stegen met 6,3 % (ten opzichte van +3,8 % in 2022).
De inflatie in België en de buurlanden
Net als in België daalde de totale inflatie in 2023 in Duitsland (+6,0 %) en Nederland (+4,1 %), wat hoger is dan in België (2,3 %). In Frankrijk bleef de inflatie in 2023 relatief stabiel (5,7 % vergeleken met 5,9 % in 2022).
De verschillen in totale inflatie zijn voornamelijk te wijten aan een verschil in de energie-inflatie. In Nederland daalden de energieprijzen ook op jaarbasis (-23,7 %), maar minder sterk dan in België (-28,4 %). In Duitsland en Frankrijk daarentegen, bleven deze prijzen over een periode van een jaar stijgen, maar in veel mindere mate dan in 2022. De inflatie voor energieproducten bedroeg zodoende 5,1 % in Duitsland en 5,7 % in Frankrijk. Deze verschillen in energie-inflatie kunnen met name worden verklaard door het feit dat de groothandelsprijzen in België sneller worden doorberekend in de consumptieprijzen voor energie (onder andere door een hoog aandeel contracten tegen variabele prijs met maandelijkse indexering van de energiecomponent voor aardgas en elektriciteit, en een lager aandeel van de vaste component - taksen en/of heffingen - in de consumptieprijs van stookolie en aardgas).
Wat betreft de productgroep niet-energetische industriële goederen, kwam de inflatie hoger uit in Nederland (6,1 %) en Duitsland (5,6 %) dan in België (5,4 %). Frankrijk liet hier de laagste inflatie optekenen (4,1 %). Voor levensmiddelen heeft België de hoogste inflatie (12,7 %). Dat geldt zowel voor bewerkte levensmiddelen (12,7 %) als voor niet-bewerkte levensmiddelen (12,4 %). Er waren echter significante verschillen in prijsevolutie op het niveau van de subcategorieën, vooral voor niet-bewerkte levensmiddelen. Nederland had de laagste inflatie, zowel voor bewerkte levensmiddelen (11,9 %) als voor niet-bewerkte levensmiddelen (8,2 %). Tenslotte was de inflatie voor diensten in België even hoog als in Nederland (6,3 %), gevolgd door Duitsland met 4,8 % in 2023. Frankrijk had met 3,9 % de laagste inflatie voor diensten.