Table of Contents
Geringere energieafhankelijkheid en sterk afgenomen energieverbruik in België in 2022
Energie is een essentiële productiefactor voor onze economie. De recente crisissen hebben ons gewezen op het belang van een ononderbroken energiebevoorrading. Anderzijds hebben de stijgende energieprijzen de structuur van de Belgische economie verzwakt, hetgeen zowel voor de grote energie-intensieve bedrijven geldt als voor de kleine zelfstandigen. Ook de impact op huishoudens is aanzienlijk. Om het Belgische energieconcurrentievermogen te beoordelen, worden het energieverbruik en het niveau van de energieprijzen samen bestudeerd.
Energiebevoorrading
In 2023 was België het 5e meest energieafhankelijke land in de EU, met 76,1 % van de bruto beschikbare energie in België (primaire productie, gerecupereerde en gerecycleerde producten, in- en uitvoer en voorraadwijzigingen). Op Europees niveau bedroeg de energieafhankelijkheid 58,3 % van de bruto beschikbare energie in 2023. Na twee jaar van lagere energieafhankelijkheid keerde België in 2023 terug naar zijn gemiddelde positie van voor de coronacrisis. In 2021 en 2022 bedroeg de energieafhankelijkheid van België respectievelijk 70,9 % en 74,0 %, goed voor de 8e en 10e plaats in Europa. Na de invasie van Oekraïne door Rusland heeft het plan REPowerEU de Europese landen met succes op weg geholpen om hun afhankelijkheid van energie uit Rusland te verminderen en tegelijk hun energieverbruik terug te dringen en sneller in te zetten op hernieuwbare energiebronnen.
België is sterk afhankelijk van energie omdat het een kleine, open economie is met beperkte energiebronnen. Tegelijk verbruikt ons land grote hoeveelheden energie die moeten worden geïmporteerd. Die situatie vormt een groot risico bij internationale schokken, zowel op het vlak van de bevoorradingsketens als op het vlak van de energieprijzen.
Het is daarom essentieel voor België – en voor de EU in het algemeen – om alternatieve energiebronnen te ontwikkelen voor de geïmporteerde fossiele brandstoffen, zodat de economie, zowel de huishoudens als de bedrijven, overvloedig en goedkoop van energie kan worden voorzien. De milieu-uitdaging vereist daarnaast dat die energie zo koolstofvrij mogelijk is om te voldoen aan de klimaatverplichtingen met als doel de uitstoot van broeikasgassen tegen 2030 met 55 % te verminderen ten opzichte van 1990. Hernieuwbare energiebronnen vertegenwoordigen echter slechts een fractie van het eindverbruik van energie in België, namelijk 14,7 % in 2023. Daarmee staat België op de 26e plaats in Europa, achter Frankrijk, Duitsland en Nederland. België presteert niet alleen slecht in vergelijking met zijn buurlanden en andere EU-landen, maar is ook nog ver verwijderd van zijn doelstelling van 21,7 % hernieuwbare energie tegen 2030.
Dankzij zijn kerncentrales heeft België zich al enkele decennia kunnen voorzien van koolstofarme elektriciteit. De uitfasering van kernenergie is gepland sinds 2003 (drie reactoren sluiten in 2025, de laatste twee in 2035, na een verlenging van 10 jaar) en zal in eerste instantie worden gecompenseerd door de ontplooiing van nieuwe gasgestookte centrales.
In het regeerakkoord van 31 januari 2025 kondigde de nieuwe federale regering haar voornemen aan om de kernreactoren indien mogelijk met nog eens tien jaar te verlengen, de wet op de kernuitstap van 2003 te schrappen en het onderzoek in de sector op te drijven, in overeenstemming met het principe van technologische neutraliteit bij de energietransitie.
Met het oog op de vermindering van de CO2-uitstoot en de versterking van het Emission Trading Scheme (ETS - carbon pricing), moet ons land een tegengewicht bieden voor die verdwijning van koolstofarme energie, in het bijzonder door de massale inzet van hernieuwbare energiebronnen. Dat zal grote overheidsinvesteringen in netwerk- en opslaginfrastructuur vereisen.
Met grote projecten die momenteel in ontwikkeling zijn (zoals Ventilus, Boucle du Hainaut en het Prinses Elisabeth Eiland wil België extra productiecapaciteit voor hernieuwbare energie ontplooien en assimileren. De hoge kosten van die projecten zullen waarschijnlijk doorgerekend worden naar de energierekening van bedrijven (en huishoudens), waardoor hun concurrentievermogen ondermijnd dreigt te worden (zie hieronder). Zoals het Draghi-rapport (september 2024) onderstreept, is het belangrijk dat de energietransitie, ondanks de financiële gevolgen ervan, wordt uitgevoerd in het belang van de economische spelers, bedrijven en huishoudens, met name door een duurzame verlaging van de energieprijzen.
De energie-intensiteit van de economie verminderen
Geconfronteerd met de uitdagingen van energieafhankelijkheid en de strijd tegen klimaatverandering moet België de energie-intensiteit van zijn economische sectoren verminderen. Naast koolstofarme energieproductie wordt energie-efficiëntie aanbevolen door het Internationaal Energieagentschap (IEA) als middel om de opwarming van de aarde tegen te gaan en de energieafhankelijkheid te verminderen.
Uit het investeringsonderzoek 2023 van de Europese Investeringsbank (EIB) blijkt dat 61 % van de Belgische bedrijven in 2022 investeringen heeft gedaan om hun energie-efficiëntie te verbeteren, goed voor 9 % van hun totale investeringen. In 2023 bedroeg de energie-intensiteit van de Belgische economie in haar geheel 0,81 MWh per duizend euro toegevoegde waarde. Ondanks een niveau dat gelijk is aan dat van de EU was België het 16e meest energie-intensieve Europese land, na zijn drie belangrijkste economische partners. Ter vergelijking: Nederland, met een industriële structuur vergelijkbaar met de onze, heeft een lagere energie-intensiteit (0,59 MWh per duizend euro toegevoegde waarde in 2023).
Zo'n hoge energie-intensiteit is een ernstige energiehandicap en vormt een risico voor de Belgische economische zekerheid. Hoe hoger de intensiteit, hoe zwaarder een schok in de energieprijzen dreigt te wegen op de financiën van bedrijven, terwijl een vermindering van de bevoorrading een grote impact kan hebben op bijzonder energie-intensieve economische sectoren. Energie-efficiëntere landen of regio's hebben een duidelijk concurrentievoordeel. Daarom ook wees het Draghi-rapport recent opnieuw op de gevaren voor het concurrentievermogen van de EU in energie-intensieve sectoren.
Met een energiemix die gedomineerd wordt door fossiele brandstoffen staat een hoge energie-intensiteit gelijk aan een hoge koolstofintensiteit. De uitdaging van de klimaattransitie vereist een decarbonisatie van de economie. Bijgevolg moeten energie-intensieve landen en economische sectoren een bijzonder grote inspanning leveren om de door internationale instellingen aanbevolen koolstofneutraliteit te bereiken. Met dat in gedachten lanceerde de EU in 2024 haar Net-Zero Industy Act om industrieën met een hoge koolstofuitstoot te ondersteunen bij hun inspanningen om koolstofarm te worden, terwijl in 2025 het EU Competitiveness Compass van start gaat, dat een gezamenlijk plan om de economie koolstofarm te maken en concurrerender te maken centraal stelt in de Europese voornemens. De nieuwe Belgische federale regering heeft toegezegd de decarbonisatie van energie-intensieve industrieën te ondersteunen, in het bijzonder door hun energiegebruik te elektrificeren.
Tussen 1995 en 2023 is de Belgische energie-intensiteit sterk gedaald, namelijk met 42 %, dankzij de groei van de toegevoegde waarde (+65 %) in combinatie met een daling van het eindenergieverbruik (-5 %). De energie-intensiteit in België wordt nog steeds sterk bepaald door aardolieproducten, met name door het vervoer, de huishoudens en de overheersende chemische sector in België. Bepaalde economische sectoren, zoals landbouw, bosbouw en visserij, of ook de houtsector en de niet-metaalhoudende mineralen, zijn zeer energie-intensief, met andere bronnen dan aardgas of elektriciteit. De metaalindustrie en de voedings-, dranken- en tabaksindustrie zijn daarentegen meer elektriciteitsintensieve sectoren.
In 2022 vereiste de Belgische verwerkende industrie (exclusief mijnbouw en de reparatie en installatie van machines) bijna 2,2 MWh per duizend euro toegevoegde waarde, een veel hogere ratio dan in Duitsland (0,9 MWh), Frankrijk (1,4 MWh) en Nederland (1,5 MWh). De meest energie-intensieve sectoren in België in vergelijking met de buurlanden waren de voedings-, dranken- en tabaksindustrie, de textiel- en lederindustrie, de sector niet-metaalhoudende mineralen en de andere industriële sectoren.
De stijging van de energiekosten beperken
Industriële activiteiten verbruiken meer energie dan dienstenactiviteiten. Ze zijn ook meer blootgesteld aan internationale concurrentie, waardoor ze hun kosten beter onder controle moeten houden. De energiekosten per eenheid (EKE) zijn een combinatie van energie-intensiteit en energieprijs. Ze worden berekend als de verhouding tussen energieaankopen en toegevoegde waarde. Vóór de coronacrisis daalden de EKE van de verwerkende industrie in België en de buurlanden door een stijging van de toegevoegde waarde en een tragere groei van de aankopen van energieproducten. In 2021 leidde het economische herstel na de coronacrisis tot een explosie van de energieprijzen en bijgevolg van de EKE. Tussen 2021 en 2022 bleef, ondanks de aanhoudende stijging van de energie-inflatie, de stijging van de EKE in de Belgische verwerkende industrie beperkt tot 10,9 %, wat minder is dan in de buurlanden. Er waren echter grote verschillen tussen de sectoren, gaande van +87,9 % in de chemische industrie en +101,3 % in de lederindustrie tot -0,4 % in de meubelindustrie en -20,6 % in de kledingindustrie.
In 2022 had de Belgische verwerkende industrie hogere EKE dan de EU in haar geheel en dan haar drie buurlanden, wat de hoge energie-intensiteit van ons land bevestigt. Bovendien waren energie-intensieve industrieën (Energy-intensive industries, EII) concurrerender in België dan in Nederland, zowel in 2021 als in 2022. Dat is in het bijzonder te danken aan de betere prestaties van de Belgische chemische industrie in vergelijking met haar Nederlandse tegenhanger, waar de energieschok van 2022 een bijzonder sterke impact heeft gehad. Belgische EII noteerden echter EKE die bijna twee keer zo hoog waren als in Frankrijk, een land dat sterk afhankelijk is van gereguleerde kernenergie. De geavanceerde farmaceutische industrie in België kent lagere energiekosten dan elders.
Om het concurrentievermogen van de Belgische economische sectoren te behouden en te versterken, moeten de energiekosten onder controle worden gehouden. Als, zoals het Federaal Planbureau in zijn laatste Energievooruitzichten (mei 2024) voorspelt, de energiekosten de komende 25 jaar stijgen, dan ligt de economische uitdaging in het tempo waarin ze stijgen. Om competitief te blijven, moeten onze sectoren een minder snelle groei van hun kosten kennen dan in de buurlanden. Een dergelijke dynamiek moet krachtig worden ondersteund, met name door meer energie-efficiëntie en een concurrerende energievoorziening.
De dynamiek van de gas- en elektriciteitsprijzen beheersen
De voorheen gepresenteerde cijfers toonden de rol aan van gas en elektriciteit in de Belgische economie. Eurostat levert gegevens over de niet-residentiële industriële prijzen voor die twee energievormen. Die gegevens bieden het voordeel dat een Europese vergelijking gemaakt kan worden van de prijzen die de ondernemingen hanteren. Zoals evenwel benadrukt wordt in de jaarlijkse studies van de Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas (CREG) en van Febeliec (Federation of Belgian industrial energy consumers) worden in bepaalde landen kortingen en verminderingen op onderdelen van de energiefactuur toegepast. De kosten die de bedrijven werkelijk betalen evolueren dan ook vaak in het nadeel van België.
De aardgasprijs voor niet-residentiële verbruikers in België is een van de laagste in de EU, ongeacht de verbruiksschijf. Na een hoge inflatie in 2022 daalden de energieprijzen in 2023, maar in de eerste helft van 2024 keerden ze nog niet terug naar het niveau van voor corona. In de eerste helft van 2024 had België een duidelijk concurrentievoordeel, niet alleen ten opzichte van zijn buurlanden, maar ook ten opzichte van de EU als geheel. Dat voordeel is vooral uitgesproken in de laagste verbruiksschijven. Die prestatie wordt gedeeltelijk verklaard door het overwicht van de energiecomponent in de totale aardgasprijs. Bijgevolg wegen ondersteunende kosten, zoals netwerkkosten en taksen, in België minder zwaar dan elders.
De elektriciteitsprijzen voor niet-residentiële verbruikers liggen in België historisch hoger dan in de buurlanden en de EU als geheel. Na het uitbreken van de oorlog in Oekraïne stegen de elektriciteitsprijzen in lijn met de prijzen voor aardgas, dat gedeeltelijk wordt gebruikt om elektriciteit op te wekken. Ondanks een inkrimping in 2023 bleven de elektriciteitsprijzen, net als die voor aardgas, in de eerste helft van 2024 hoger dan vóór de coronacrisis.
In de eerste helft van 2024 had België voor het eerst in vele jaren een competitief voordeel ten opzichte van zijn drie belangrijkste buurlanden op het vlak van elektriciteitsprijzen in alle verbruiksschijven behalve de laagste. België had ook een competitief voordeel ten opzichte van de EU in de hogere verbruiksschijven (IF en IG). Volgens de cijfers van Eurostat wordt het concurrentievoordeel van België, zowel in vergelijking met de EU als met de buurlanden, vooral bepaald door de energiecomponent en de netwerkkosten. De eerste zijn sterk onderhevig aan het Europese mechanisme voor de vorming van de elektriciteitsprijs (d.w.z. de marginale prijszetting) en aan de Europese koolstofprijszetting. De netwerkkosten worden in de buurlanden gereduceerd door kortingen en verminderingen op factuur, terwijl ze in België zullen stijgen in 2025. Elia, de beheerder van het transmissienet, heeft zijn netwerkkosten vanaf 1 januari 2025 verhoogd om zijn investeringsplan te financieren. Ook de regionale beheerders zullen hun infrastructuur moeten moderniseren, wat zal leiden tot een verhoging van de distributietarieven. Daardoor kan het concurrentievoordeel van België, dat in sommige gevallen al aan het afbrokkelen is, de komende maanden verdwijnen. In haar regeerakkoord van 31 januari 2025 heeft de nieuwe Belgische federale regering zich ertoe verbonden om de elektriciteitsfactuur te verlichten, in het bijzonder die van de elektro-intensieve industrieën, door de accijnzen te verlagen en de netwerkkosten te beperken. Het doel is ook om een prijssignaal te geven ten gunste van elektriciteit.
Om het prijsconcurrentievermogen van België op lange termijn te behouden, is het essentieel om de dynamiek van de aardgas- en elektriciteitsprijzen en hun componenten onder controle te houden. De ontplooiing van hernieuwbare en koolstofarme energie moet de impact van internationale schokken helpen verzachten, terwijl actie kan worden ondernomen om de gevolgen van potentiële stijgingen van netwerkkosten en belastingen te beperken, in het bijzonder door zich te inspireren op de aanpak van de buurlanden.