In België wordt de term "sociaal ondernemerschap" verschillend gedefinieerd, afhankelijk van het beoogde bestuursniveau. Bijgevolg bestaat er in heel België geen precieze lijst of methode om te bepalen of een entiteit al dan niet een sociale onderneming is. Toch zijn er enkele cijfers beschikbaar bij het Observatorium van de Sociale Economie (een tak van ConcertES, het overlegplatform van organisaties die de sociale economie vertegenwoordigen in Franstalig België) en het Vlaamse Gewest.  

Enkele cijfers

Onderstaande cijfers komen uit een studie van het Observatorium van de Sociale Economie (OSE), dat vergelijkingen tussen verschillende regio's mogelijk maakt door een gemeenschappelijke methodologie. De cijfers in deze studie worden echter niet officieel erkend door het Vlaamse Gewest, dat een andere schattingsmethode gebruikt.

Sociale ondernemingen en ondernemingen uit de privésector (exclusief sociale economie) in België - 2017-2021 - In aantal en groeipercentage in %.

Aantal ondernemingen in België

Groei

2017-2021

 

2017

2018

2019

2020

2021

%

Wallonie*

6.681

6.735

6.789

6.729

6.785

1,6 %

Brussel**

4.698

4.779

4.870

4.958

5.050

7,5  %

Vlaanderen***

6.250

6.186

6.100

6.059

6.026

-3,6 %

Sociale ondernemingen 17.629 17.700 17.759 17.746 17.861 1,3 %

Privéondernemingen – SO niet meegerekend

206.691

208.063

209.446

208.288

213.895

3,5%

Bron: gegevens van het Observatorium van de Sociale Economie (OSE), 2023

Werkgelegenheid in loondienst in de sociale ondernemingen, de privésector (exclusief sociale economie) en de overheidssector in België - 2017-2021 - In aantal (voltijdsequivalent) en groeipercentage in %.

Aantal voltijdsequivalenten (vte) 

Wijziging

2017-2021 

 

2017

2018

2019

2020

2021

%

Wallonie*

98.796

99.439

100.189

98.540

101.421

2,7 %

Brussel**

65.974

68.283

69.368

69.642

73.125

10,8 % 

Vlaanderen***

221.772

224.848

228.120

227.000

230.867

4,1 %

Sociale ondernemingen 386.542  392.571 397.677 395.182 405.413 4.9 %

Privéondernemingen – SO niet meegerekend

1.953.856

1.989.734

2.016.543

1.877.978

2.018.394 

3,3 %

Openbare sector

922.027

926.092

936.894

946.833

956.155

3,7 %

Totaal

3.262.425

3.308.397

3.351.115

3.219.993

3.379.962

3,6 %

Bron: gegevens van het Observatorium van de Sociale Economie (OSE), 2023

* De Duitstalige Gemeenschap heeft ook haar eigen methode om het aantal sociale economie-ondernemingen in haar gewest te schatten volgens haar definitie. In 2021 waren er 13 erkende sociale economie-ondernemingen in de Duitstalige Gemeenschap, die 567 voltijdse equivalenten (vte) tewerkstelden.

** De definitie van de sociale economie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest verschilt ook van die van het OSE, maar die cijfers zijn goedgekeurd door het OSE om een vergelijking tussen de verschillende gewesten mogelijk te maken.

*** De perimeter die voor deze cijfers binnen het Vlaamse Gewest werd gekozen, is gebaseerd op de perimeter die door de academische wereld wordt aanbevolen en die overeenstemt met een Europese consensus op dit gebied (hoewel elk land zijn eigen juridische bijzonderheden heeft, waardoor het onmogelijk is om één enkele, precieze perimeter vast te stellen).

Tussen 2017 en 2021 was de groei van het aantal sociale ondernemingen in België lager (1,3 %) dan die van de zogenaamde "klassieke" ondernemingen (3,5 %). In dezelfde periode hebben die sociale ondernemingen het aantal tewerkgestelde vte's echter meer verhoogd (+4,9 %) dan de ondernemingen uit de privé- (3,3 %) en overheidssector (3,7 %).

De OSE wijst erop dat alleen de werkgelegenheid in loondienst in die cijfers is opgenomen: zelfstandigen, vrijwilligers en stagiairs zijn dus uitgesloten. De bron van die gegevens is de RSZ.

De toewijzing van ondernemingen (en bijhorende werkgelegenheid) is gebaseerd op de voornaamste exploitatiezetel (definitie van de RSZ – in de overgrote meerderheid van de gevallen gelijk aan de maatschappelijke zetel), en niet op de exploitatiezetel van de vestigingen. Als gevolg hiervan levert de toewijzing van arbeidsplaatsen aan de gewesten geen representatief beeld op van 'waar' mensen daadwerkelijk werken. Er is een oververtegenwoordiging van arbeidsplaatsen in grote steden, vooral voor grote ondernemingen (en de overheidssector).

Specifieke kenmerken voor het Vlaamse Gewest

"In 2021 waren er maximaal 435 sociale economie-ondernemingen in het Vlaamse Gewest."

De officiële cijfers voor het Vlaamse Gewest verwijzen naar de begunstigden (art.5) van het decreet ter ondersteuning van het ondernemerschap in de sociale economie en de bevordering van maatschappelijk verantwoord ondernemen. Voor coöperatieve vennootschappen erkend door de Nationale Raad van Coöperatieven in overeenstemming met de wet van 20 juli 1955 en die voldoen aan de voorwaarden als begunstigden, vermeld in artikel 4 van het decreet, werden benaderende cijfers gebruikt om de gegevens te verzamelen. Pas na een beoordeling op het niveau van de onderneming kan worden vastgesteld of een coöperatie al dan niet voldoet aan de voorwaarden van het decreet.

Van "vennootschap met sociaal oogmerk" naar erkenning als "sociale onderneming"

In 1995 erkende België de doorslaggevende rol die sociale ondernemingen spelen met het aanvullend statuut: dat van "vennootschap met sociaal oogmerk" (vso). Dit statuut bood entiteiten die hoofdzakelijk een commerciële activiteit uitoefenen zonder winstoogmerk een eigen vorm van rechtspersoonlijkheid. Oorspronkelijk bedoeld voor verenigingen zonder winstoogmerk (vzw's), heeft het statuut voornamelijk coöperatieve vennootschappen ten goede gekomen, die momenteel 85 % van de vso's vertegenwoordigen.

Op 28 februari 2019 keurde het federaal parlement het nieuwe Wetboek van vennootschappen en verenigingen goed, waarbij het statuut van vso werd afgeschaft. In de plaats daarvan werd een erkenning als "sociale onderneming" geïntroduceerd, specifiek bedoeld voor coöperatieve vennootschappen. Die erkenning wordt onder bepaalde voorwaarden verleend door de federale minister van Economie.

De nieuwe bepalingen zijn op 1 mei 2019 in werking getreden. Sociale ondernemingen die voorheen onder het vso-statuut vielen, hebben vijf jaar de tijd, tot 2024, om aan de nieuwe voorwaarden te voldoen als ze hun erkenning als sociale onderneming willen behouden.

Gewestelijk beleid

Door de geleidelijke regionalisering van de bevoegdheden rond sociale economie en het sociaal ondernemerschap, ontwikkelt elk gewest zijn eigen beleid voor overheidssteun en heeft elk gewest zijn eigen wetgeving.

Voor meer informatie raadpleegt u:

Laatst bijgewerkt
27 augustus 2024