Prijzen - Analyse van de prijzen: 2015 INR kwartaalverslag 1
In dit verslag wordt het verloop van de consumptieprijzen in België in het eerste kwartaal 2015 onderzocht. Zoals bepaald in de wet van 8 maart 2009 werd deze taak van prijsobservatie en prijsanalyse toevertrouwd aan de FOD Economie voor rekening van het Instituut voor de Nationale Rekeningen (INR).
Er wordt aandacht besteed aan de totale inflatie en aan het prijsstijgingstempo van de vijf grote productgroepen:
-
energiedragers,
-
bewerkte levensmiddelen,
-
niet-bewerkte levensmiddelen,
-
diensten en ten slotte
-
industriële, niet-energetische goederen.
In het eerste kwartaal 2015 is de totale inflatie in België, gemeten aan de hand van het GICP, negatief geworden en bedroeg gemiddeld -0,4 % (ten opzichte van 0,0 % in het voorgaande kwartaal). Het gaat om de laagste kwartaalinflatie sinds het derde kwartaal 2009 (-1,2 %). De vertraging van de totale inflatie wordt verklaard door een meer uitgesproken daling van de prijzen voor energieproducten op jaarbasis (de prijzen voor motorbrandstoffen en vloeibare brandstoffen zijn teruggevallen als gevolg van de daling van de olieprijzen).
De totale inflatie in de voornaamste buurlanden (Duitsland, Frankrijk en Nederland) werd dit kwartaal ook negatief (-0,2 % tegenover 0,4 % in het vorige kwartaal) maar blijft hoger dan die van België (-0,4 %). Het inflatieverschil ten opzichte van België vloeit voort uit de negatievere inflatie voor energieproducten (met een bijdrage van 0,9 procentpunt ten voordele van ons land). Voor de andere productgroepen, met uitzondering van de niet-bewerkte levensmiddelen, was de inflatie in België hoger dan gemiddeld in de buurlanden, waardoor de onderliggende inflatie in België deze van de voornaamste buurlanden overtrof (1,6 % tegenover 0,6 %).