Concurrentievermogen vervaardiging van textiel - september 2020
De sectorale prestaties op vlak van concurrentievermogen kunnen sterk verschillen. Daarom besteedt de FOD Economie, als aanvulling op de Boordtabel van het Belgische concurrentievermogen die jaarlijks gepubliceerd wordt, ook aandacht aan het sectoraal concurrentievermogen.
De sector vervaardiging van textiel (C13) werd geselecteerd voor die sectoranalyse omwille van de tegenvallende prestaties ten opzichte van de gehele textielsector in de eurozone, zijn belangrijke aandeel in de Belgische economie en zijn sterke oriëntatie naar het buitenland.
De sector vervaardiging van textiel telt 4 belangrijke subsectoren: bewerken en spinnen van textielvezels (13.1), weven van textiel (13.2), textielveredeling (13.3) en vervaardiging van andere textielproducten (13.9). Die laatste subsector is de grootste en tevens zeer gevarieerd: de vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen (13.91), de vervaardiging van geconfectioneerde artikelen van textiel, exclusief kleding (13.92), de vervaardiging van vloerkleden en tapijt (13.93), de vervaardiging van koord, bindgaren, touw en netten (13.94), de vervaardiging van gebonden textielvlies en van artikelen van gebonden textielvlies, exclusief kleding (13.95), de vervaardiging van ander technisch en industrieel textiel (13.96), en de vervaardiging van andere textielproducten, n.e.g. (13.99).
De positie van de Belgische textielsector op de Europese markt verzwakte de afgelopen jaren: het Belgische aandeel van vervaardiging van textiel, kleding, leer en producten van leer (C13-15) in de toegevoegde waarde van de EU (zonder Verenigd Koninkrijk) nam af met -0,7 procentpunt op 10 jaar tot 2,1 % in 2017. Dat wijst op een verslechtering van het globale concurrentievermogen. Verder kan de analyse van de concurrentiepositie van ons land ook opgesplitst worden in het externe en interne concurrentievermogen. Enerzijds wijst het belangrijke, maar afnemende aandeel van de Belgische uitvoer in de totale Europese uitvoer op een goed extern concurrentievermogen van ons land. Anderzijds zijn de resultaten voor het interne concurrentievermogen minder gunstig: de Belgische binnenlandse vraag naar sectoren C13-15 (dus niet enkel textiel, maar ook kleding en leer) wordt voor driekwart gedekt door invoer, ten nadele van de binnenlandse productie. De textielsector, C13 op zich, heeft echter wél een sterke positie ten opzichte van het buitenland, met een beperktere importpenetratie.
De sector kreeg het sterk te verduren tijdens en na de financieel-economische crisis. De toegevoegde waarde van C13-15 nam jaarlijks gemiddeld af met -10,5 % tussen 2007-2012 en met -3 % in de periode 2012-2018. De vraag uit het buitenland naar producten uit de sector van de vervaardiging van textiel, kleding, leer en producten van leer is sterk: 2/3 van de binnenlandse productie wordt uitgevoerd. Als derde belangrijkste uitvoerder van Europa voor textiel (bron: Comext), ons land kon in het verleden een sterk imago uitbouwen qua kwaliteit, met een specialisatie in de textielsector en meer bepaald in de vervaardiging van technisch textiel. In termen van toegevoegde waarde vertoonde de handelsbalans van ons land in eerste instantie een overschot van 244 miljoen US$ in 2005 om dan terug een tekort te vertonen van 799 miljoen US$ in 2015. Dat negatieve resultaat is toe te schrijven aan de bijzonder grote invloed van de Chinese producten op de Belgische en de mondiale textielmarkt. Zo toont de indicator over de oorsprong van de toegevoegde waarde van de Belgische finale vraag dat China het meest bijdroeg tot de toegevoegde waarde van de Belgische textielproductie, met een aandeel van 24 %.
De textiel- en kledingsector liet enkele positieve vaststellingen noteren. De investeringsgraad voor sectoren C13-15 ligt in België vrij hoog (20 % in 2018) in vergelijking met de buurlanden. Verder kennen de R&D-uitgaven een stijgend verloop sinds 2012. Bovendien leverde België de op een na beste prestatie van de bestudeerde landen voor de procesinnovatie in de ondernemingen van de textielsector (70,7 % van de ondernemingen in 2016, +49,2 procentpunt ten opzichte van de enquête van 2014).
Helaas liet de sector ook tegenvallende prestaties optekenen. De ondernemingspopulatie slonk doordat heel wat ondernemingen de deuren sloten. Ook de tewerkstelling nam af door fabriekssluitingen, concurrentie uit het buitenland en automatisatie. Het is belangrijk dat de sector werkt aan zijn zwaktes (de loonkosten per eenheid steeg, door een afnemende productiviteit, de laatste jaren sterk in België terwijl hij afnam in de buurlanden) en omgaat met de bedreigingen in zijn omgeving, zodat het tij kan keren. Zo moet de sector een antwoord bieden op de prijsdruk uit het buitenland, maar bijvoorbeeld ook op gevolgen van handelsbelemmeringen en de brexit (het Verenigd Koninkrijk is een belangrijke markt voor Belgisch textiel). De sector moet bovendien ook in spelen op nieuwe kansen en uitdagingen, zowel voor productinnovaties als procesinnovaties.