Table of Contents

    Het initiatief tot oprichting van het Europees Defensie Fonds (European Defence Fund, hierna: EDF) werd genomen in 2017 in navolging van het Europees Defensie-actieplan. Het EDF heeft tot doel de strategische autonomie van de Europese Unie te verstevigen. Het Fonds zal hiervoor het concurrentievermogen, de efficiëntie en de innovatiecapaciteiten van de Europese industriële en technologische defensiebasis (EDTIB) proberen te vergroten. Daarbij wordt ingezet op grensoverschrijdende Europese samenwerking en het vermijden van onnodige duplicatie.

    Welke entiteiten komen in aanmerking voor het Europees Defensiefonds?

    Aangezien het versterken van de Europese autonomie het hoofddoel is van het EDF, worden enkel entiteiten toegelaten die niet onder zeggenschap staan van een (niet-geassocieerd) derde land. Een ‘niet-geassocieerd derde land’ is een staat die geen deel uit maakt van de Europese Unie of van de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA) en van de Europese Economische Ruimte (EER). De landen die zowel lid zijn van EER als van EVA zijn: Liechtenstein, Noorwegen en IJsland.

    Als de ‘entiteit onder zeggenschap’ autonomiegaranties van de lidstaat waarin zij gevestigd is kan voorleggen, kan de entiteit wel geschikt verklaard worden om financiering vanuit het EDF te ontvangen.

    Bij het voorstel dat wordt ingediend door de consortiumleider zal ‘Annex 6 – Declaration of Ownership and Control’ (dat vanaf begin september beschikbaar zal zijn op de website van de Europese Commissie) gevoegd worden voor elke deelnemende entiteit in het consortium. Op basis hiervan zal de Europese Commissie bepalen of een entiteit al dan niet onder zeggenschap staat. Als dat het geval is, zal de entiteit gevraagd worden binnen de 25 werkdagen autonomiegaranties van de nationale overheid voor te leggen. Het ‘Steering Committee’ van het federaal platform voor ondersteuning van de ESI-maatregelen’ van de FOD Economie en het Ministerie van Defensie is in België bevoegd voor het opstellen van de autonomiegaranties. Op basis van een basisvragenlijst en andere documenten zal dat platform beslissen of er garanties kunnen afgeleverd worden en, als dat het geval is, de garanties opstellen en terugbezorgen aan de entiteit. De entiteit zelf moet die garanties voorleggen aan de Commissie. De nationale overheid heeft in die procedure geen rechtstreeks contact met de Commissie.

    Entiteiten onder zeggenschap

    Deelnemers aan een consortium moeten alle relevante informatie voor de beoordeling van de geschiktheidscriteria delen met de Commissie. Aan de hand van Annex 6 en eventuele andere bronnen, zal de Commissie beoordelen of de entiteit onder zeggenschap staat. Het begrip ‘onder zeggenschap’ houdt, volgens de EDF-verordening, in dat een niet-EU-land of een entiteit uit een niet- EU-land, een beslissende invloed kan uitoefenen op de entiteit. Met andere woorden zij kunnen strategische bedrijfsbeslissingen beïnvloeden, zoals het aanstellen of ontslaan van hogere kaderleden, het bepalen van het budget, het opstellen van het investeringsplan en het nemen van markt-specifieke beslissingen. De beoordeling is gericht op vier verschillende aspecten:

    1. Eigendomsstructuur
      • Welke natuurlijke personen zijn de uiteindelijke eigenaars van de entiteit?
      • Wie zijn de aandeelhouders?
      • Hoe zijn de stemrechten van de aandeelhouders verdeeld?
      • Kunnen aandelen vrij verkocht worden?
    2. Bedrijfsbeleid
      • Zijn er afspraken tussen aandeelhouders om controle te nemen over de entiteit?
      • Hoe worden de leden van de raad van bestuur aangesteld?
      • Wie beslist over het aannemen en ontheffen van kaderleden?
      • Zijn er adviesraden die de raad van bestuur bijstaan bij het nemen van beslissingen?
      • Werkt de entiteit met duaal bestuur (waarbij het bestuur wordt waargenomen door een raad van toezicht en een directieraad)?
    3. Commerciële banden
      • Zijn er bepaalde commerciële geografische beperkingen?
      • Is er een commerciële samenwerking met de niet-Europese entiteit?
      • Wie beslist over commerciële handelingen?
    4. Financiële banden
      • Heeft de entiteit nood aan financiering van de niet-Europese entiteit om dagdagelijkse werkzaamheden te verrichten?
      • Zijn er financiële transfers tussen de niet-Europese entiteit en de Europese entiteit?

    De structuur van de entiteit wordt bekeken tot op het niveau van de ultieme eigenaars, die als natuurlijke personen het uiteindelijke moederbedrijf beheersen. Het relatieve aandeel dat iedere natuurlijke persoon of moeder- of tussenbedrijf in handen heeft, speelt een rol.

    Als de Belgische entiteit onder zeggenschap staat van een land dat geen lid is van de EU of een entiteit uit een land dat geen lid is van de EU, moet die entiteit autonomiegaranties van de Belgische overheid voorleggen aan de Europese Commissie.

    Autonomiegaranties

    Autonomiegaranties moeten aan de Europese Commissie voorgelegd worden door de entiteit die onder zeggenschap staat. De lidstaat heeft hierover geen rechtstreeks contact met de Commissie. De Commissie zal die garanties controleren en zien of ze afdoende zijn om de entiteit toe te laten. Indien geen autonomiegaranties werden ingediend samen met het voorstel en de Commissie toch van oordeel is dat de entiteit onder zeggenschap staat of als de Commissie van oordeel is dat de garanties onvoldoende zijn, zal de Commissie de consortiumleider op de hoogte brengen en moet de entiteit binnen 25 werkdagen autonomiegaranties indienen. Het al dan niet aanvaarden van de autonomiegaranties is het prerogatief van de Europese Commissie, zelfs indien zij door de nationale autoriteiten van de lidstaat zijn vastgesteld en bevestigd. In geen geval kan de FOD Economie, noch het Ministerie van Defensie verantwoordelijk worden gehouden voor het afwijzen van autonomiegaranties door de Commissie.

    De autonomiegaranties bestaan uit zes aspecten, waarvan drie betrekking hebben op het bevestigingen van de intentie van de entiteit en drie betrekking hebben op extra maatregelen die werden voorzien. Bij de eerste drie aspecten moet de entiteit bevestigen dat de deelname van de entiteit onder zeggenschap niet ingaat tegen:

    • de veiligheids- en defensiebelangen van de Unie en haar lidstaten die zijn bepaald in het kader van het GBVB (gemeenschappelijk buitenlands- en veiligheidsbeleid) op grond van titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU);
    • de doelstellingen van het EDF, zoals gedefinieerd in artikel 3 van de EDF-verordening;
    • de voorzieningen in artikels 20 en 23 van de EDF-verordening betreffende eigendom en intellectuele eigendomsrechten.

    De laatste drie aspecten gaan over de maatregelen die getroffen zijn om ervoor te zorgen dat:

    • de zeggenschap over de juridische entiteit niet zodanig wordt uitgeoefend dat het vermogen ervan om de actie uit te voeren en resultaten te boeken wordt belemmerd of beperkt, dat er beperkingen worden opgelegd met betrekking tot de infrastructuur, faciliteiten, activa, middelen, intellectuele eigendom of knowhow die nodig zijn voor de actie, of dat de vermogens en normen die nodig zijn voor de uitvoering van de actie, worden ondermijnd;
    • de toegang van een niet-geassocieerd derde land of van een entiteit uit een niet-geassocieerd derde land tot gevoelige informatie over de actie wordt voorkomen, en de werknemers of andere personen die bij de actie zijn betrokken, in voorkomend geval beschikken over een door een lidstaat of geassocieerd land afgegeven nationale veiligheidsmachtiging;
    • de uit de actie voortgekomen intellectuele eigendom, evenals de resultaten van de actie, zowel gedurende de actie als na de voltooiing ervan in handen blijven van de ontvanger, niet onder zeggenschap staan van, of onderworpen zijn aan een beperking door, een niet-geassocieerd derde land of een entiteit uit een niet-geassocieerd derde land, en noch naar landen buiten de Unie of naar niet-geassocieerde landen worden uitgevoerd, noch van buiten de Unie of van buiten geassocieerde landen toegankelijk zijn zonder toestemming van de lidstaat of het geassocieerde land van vestiging van de juridische entiteit en overeenkomstig de in artikel 3 vastgestelde doelstellingen.

    De autonomiegaranties die worden afgeleverd moeten niet alleen bevestigen dat de nationale overheid de autonomie garandeert van de entiteit, maar moeten ook beargumenteren waarom er redelijkerwijze van kan worden uitgegaan dat de entiteit autonoom is en moeten aangeven welke maatregelen met welk doel zijn genomen.

    De te treffen maatregelen zullen afhangen van de structuur en de eigenschappen van de specifieke entiteit. Doorgaans zal al zeker een intentieverklaring (Letter of Intent) gevraagd worden, waarin zowel de Belgische entiteit als de niet-Europese entiteit verklaren dat de deelname niet zal ingaan tegen de veiligheids- en defensiebelangen, de doelstellingen van het EDF en de voorzieningen in artikels 20 en 23. Daarnaast zullen beide entiteiten moeten bevestigen dat de Belgische entiteit onafhankelijk over de actie zal kunnen beslissen en dat de niet-Europese entiteit geen toegang krijgt tot gevoelige informatie in verband met de actie.

    Doorgaans zal ook gevraagd worden dat de Belgische entiteit als rechtspersoon over een firmaveiligheidsmachtiging beschikt, alsook de leden van de raad van bestuur en de personeelsleden die toegang hebben tot gevoelige informatie in verband met de actie. Als de niet-Europese entiteit sterke invloed uitoefent op de leden van de raad van bestuur, zal gevraagd worden een aparte raad op te richten die onafhankelijk van de raad van bestuur zal beslissen over de actie in het kader van het EDF. Uiteraard kunnen nog verdere maatregelen gevraagd worden, in functie van de specifieke kenmerken van de entiteit of de groepsstructuur.

     De FOD Economie en Defensie trachten bij het uitwerken en het voorstellen van de maatregelen, zo weinig mogelijk in te grijpen in de operationele werking van de entiteit en staan in constante dialoog, om een zo goed mogelijke oplossing te vinden. Het staat de overheid echter altijd vrij om te weigeren autonomiegaranties af te leveren, als het volgens haar niet mogelijk is om de autonomie te garanderen.

    Het Annex 6 zal vanaf begin september te vinden zijn op de website van de Europese Commissie. Als uw entiteit onder controle staat of als u twijfelt bezorgt u het ingevulde Annex 6 best aan de FOD Economie, zodat eventuele autonomiegaranties opgesteld kunnen worden:

    nfp-edf@economie.fgov.be

    +32 2 277 75 15 

    Laatst bijgewerkt
    7 juli 2021