In vele gevallen, zijn bouwproducten geen eindproducten maar tussenproducten. Daaronder vindt men zeer uiteenlopende producten zoals

  • bakstenen,
  • betonelementen,
  • polymeren,
  • dakpannen,
  • mozaïeken,
  • balken,
  • deuren,
  • ramen
  • of ook nog sanitaire toestellen.

Deze producten zijn bedoeld om voornamelijk blijvend te worden verwerkt in bouwwerken, namelijk

  • gebouwen
  • Bruggen
  • en wegen.

Bouwwerken moeten aan zeven fundamentele eisen voldoen. Deze eisen moeten nagekomen worden gedurende een “economisch redelijke” levensduur en tijdens de hele levenscyclus van de bouwwerken. Terloops noteren we dat de eis over het duurzame gebruik van natuurlijke hulpbronnen een nieuwigheid van de verordening is.

Om aan deze eisen te voldoen is het belangrijk dat men zeker is van de prestaties van de producten die gebruikt worden in bouwwerken, zowel gebouwen (privéwoning, woongebouw, …) als civieltechnische bouwwerken (brug, weg, stuwdam, …).

Wettelijk kader

Bouwproducten zijn onderworpen aan de regels voor het vrije goederenverkeer in de Europese Unie. Sinds 1 juli 2013 werd de Richtlijn 89/106 over het verhandelen van bouwproducten door de Verordening (EU) Nr. 305/2011 vervangen. Deze verordening vereenvoudigt het juridische kader. In tegenstelling tot een richtlijn is een verordening onmiddellijk van toepassing in alle lidstaten

De richtlijn en de verordening definiëren de regels voor het aanbrengen van de CE-markering. Beide Europese wetgevingen zijn gebaseerd op een gemeenschappelijke taal (de geharmoniseerde technische specificaties) om de beoordeling van de prestaties van de bouwproducten mogelijk te maken. De verschillen tussen de twee wetgevingen liggen voornamelijk in de manier waarop de prestaties beoordeeld en verklaard worden.

Laatst bijgewerkt
31 maart 2023