Table of Contents

    Als een schuldeiser – of een persoon die de schuld invordert voor de schuldeiser – de betaling van een niet-betaalde schuld vordert, dan mag die invordering niet misleidend zijn. Bovendien moet elke gedraging of praktijk de menselijke waardigheid respecteren. Het mag met andere woorden niet gaan om oneerlijke (en meer in het bijzonder misleidende en agressieve) handelspraktijken.

    De hieronder opgesomde praktijken worden niet langer in de wetgeving inzake minnelijke invordering opgenomen, maar zijn niettemin bijzondere vormen van oneerlijke (misleidende of agressieve) handelspraktijken, die op basis van boek VI WER kunnen aangevochten worden. Enkel het invorderen van schulden bij een andere persoon dan de schuldenaar wordt uitdrukkelijk als verbod opgenomen in boek XIX WER.

    Onder andere de volgende handelspraktijken zijn verboden:

    Het creëren van verwarring over de hoedanigheid van de invorderaar

    Elk document of gedrag dat verkeerdelijk de indruk wekt dat het gaat om een document dat van een gerechtelijke overheid, een ministeriële of gerechtelijke ambtenaar (zoals een gerechtsdeurwaarder) of een advocaat uitgaat, is verboden, zelfs als die indruk slechts door zijn vormgeving of door een handelsbenaming ontstaat.

    Bijvoorbeeld: een weegschaal op het briefpapier, een handelsbenaming met de vermelding ”justitia”, het vermelden van een graad of een functie van een ministeriële ambtenaar, bijvoorbeeld ”inspecteur”.

    Een brief die daadwerkelijk uitgaat van een advocaat of een gerechtsdeurwaarder valt daar uiteraard niet onder. Een benaming als “juristenkantoor” of “juridisch kantoor” is aanvaardbaar.

    Elke mededeling die onjuiste juridische bedreigingen bevat, of die onjuiste inlichtingen over de gevolgen van een wanbetaling bevat

    Bijvoorbeeld een incassobureau dat dreigt met inbeslagname van de inboedel: een incassobureau is daar nooit toe gerechtigd. Enkel een gerechtsdeurwaarder kan beslag laten leggen. Bovendien moet hij daarvoor over een uitvoerbare titel (bv. een vonnis, een dwangbevel) beschikken, tenzij in het bijzondere geval van bewarend beslag, bedoeld in artikel 1445 van het Gerechtelijk Wetboek.

    Wie enkel beschikt over “een mandaat” om schulden in te vorderen mag niet laten uitschijnen dat zij of hij het beslissingsrecht heeft om naar de rechtbank te gaan: het is de schuldeiser die dat mandaat heeft gegeven, die moet beslissen.

    Ook de vermelding dat de consument de gerechtskosten van een gerechtelijke procedure zal moeten dragen, is misleidend. Dat is immers alleen het geval wanneer de rechter de consument in het ongelijk stelt.

    Elke vermelding op een omslag waaruit blijkt dat de briefwisseling de invordering van een schuld betreft

    Bijvoorbeeld: vermeldingen op de omslag in de aard van “onbetaalde schuld”, “betalingsachterstand”, “incasso”, enz.

    De inning van niet-voorziene of niet-wettelijk toegestane bedragen

    1. Met niet-voorziene bedragen wordt er bedoeld dat de bedragen in de onderliggende overeenkomst (de overeenkomst waaruit de schuld is ontstaan) moeten overeengekomen zijn.
      Met “bedragen” wordt bedoeld dat de gevraagde vergoedingen zodanig nauwkeurig beschreven worden in de onderliggende overeenkomst dat ze bepaald of bepaalbaar zijn louter op basis van het lezen van de overeenkomst.
      Bijvoorbeeld, indien er in de onderliggende overeenkomst enkel sprake is van “inningskosten” zonder nadere bepaling van die kosten, kunnen die niet gevraagd worden.
       
    2. Met niet-wettelijk toegestane bedragen worden, bijvoorbeeld, de bedragen bedoeld die de wettelijk maximaal toegestane bedragen in de wet op het consumentenkrediet overschrijden of bedragen die in strijd zijn met de bepalingen van boek VI WER.

    de stappen die worden ondernomen bij de buren, de familie of de werkgever van de schuldenaar

    Onder stappen wordt onder meer verstaan elke mededeling van informatie of elke vraag om inlichtingen die verband houdt met de schuldvordering of met de solvabiliteit van de schuldenaar, behalve de handelingen gesteld in het raam van wettelijke inningprocedures.

    Een voorbeeld van een wettelijke inningsprocedure is de procedure van loonsoverdracht die in overeenstemming met de artikelen 27 tot 35 van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers moet gebeuren. Als een onderneming bijvoorbeeld de werkgever van een consument informeert dat zij de intentie heeft om een loonsoverdracht te vragen voor een opeisbare schuld van die consument, maar er nog geen opeisbare schuld is, en dat enkel is ingegeven om voorrang te hebben op andere schuldeisers, dan kan dat beschouwd worden als een schending van artikel 28 van de wet van 1965, maar ook van boek XIX WER.

    De invordering of poging tot invordering bij een persoon die niet de schuldenaar is

    Dat verbod heeft tot doel te vermijden dat er onredelijke druk op de schuldenaar zou worden uitgeoefend. Dat kan bijvoorbeeld door een ‑ poging tot ‑ schuldinvordering bij derden die de consument zelf bedragen verschuldigd zijn (bv. een schuldenaar van de consument, zijn werkgever, het OCMW).

    Iedere poging tot inning in aanwezigheid van een derde, behalve wanneer dat gebeurt met instemming van de schuldenaar

    Een derde is ieder die vreemd is aan de schuldvordering, dus ieder ander persoon dan de schuldenaar,  de schuldeiser of de persoon die namens de schuldeiser wordt belast met de invordering van de schuld.

    De schuldenaar mag niet in aanwezigheid van een “onwetende” derde geconfronteerd worden met zijn schuldenlast waardoor er op hem een onaanvaardbare druk wordt uitgeoefend. Dat is vooral het geval met de naaste vriendenkring, werkgever, enz. Advocaten hebben normaliter een “algemeen mandaat” en zijn gehouden tot het beroepsgeheim. Bij OCMW’s en andere derden is dat minder vanzelfsprekend en lijkt telkens de instemming van betrokkene vereist, desgevallend op grond van een bijzondere volmacht.

    Alle stappen om de schuldenaar een wisselbrief te doen ondertekenen of om een overdracht van vordering of een schuldbekentenis te eisen

    Bijvoorbeeld, het actief aanbieden van een betalingsregeling of domiciliëring kan beschouwd worden als een drukkingsmiddel om van de schuldenaar een schuldbekentenis af te dwingen, tenminste als de consument daarbij misleid wordt.

    Met andere woorden, een schuldeiser of een minnelijke schuldinvorderaar mag de consument vragen om een overdracht van schuldvordering of een schuldbekentenis te ondertekenen, maar mag het niet “eisen” of “camoufleren” door het te verbinden aan een betalingsregeling.

    het belagen van de schuldenaar, die uitdrukkelijk en gemotiveerd heeft te kennen gegeven de schuld te betwisten

    De consument die gegronde redenen heeft om het gevraagde bedrag te betwisten, en dat gemotiveerd uitlegt in een aangetekende brief aan degene die het bedrag opvraagt, mag niet verder lastiggevallen worden.

    Geschillen en klachten

    1. Voor inbreuken op bepalingen van de incassowet kan men online een probleem signaleren, behalve indien het gaat om advocaten of gerechtsdeurwaarders.
    2. Voor klachten tegen advocaten dient men zich te wenden tot de Orde van Advocaten, voor het Vlaamse landsgedeelte is dit de Orde van Vlaamse Balies.
    3. Voor klachten tegen gerechtsdeurwaarders dient men zich te wenden tot de Raad van de Arrondissementskamer van de betreffende gerechtsdeurwaarder.
    Laatst bijgewerkt
    5 september 2023